Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9735, 18/00159
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9735, 18/00159
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 november 2018
- Datum publicatie
- 9 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:9735
- Zaaknummer
- 18/00159
Inhoudsindicatie
Zorgvuldigheidsbeginsel maakt dat belastingrente te hoog is vastgesteld.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 18/00159
uitspraakdatum: 7 november 2018
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 januari 2018, nummer AWB 17/3687, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is op 9 december 2016 voor het jaar 2015 een voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 51.976. Aan belastingrente is daarbij bij beschikking een bedrag berekend van € 56.
Het tegen de hiervoor – onder 1.1 – bedoelde beschikking belastingrente gerichte bezwaarschrift is door de Inspecteur aangemerkt als verzoek tot herziening van de voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw waarvan deze beschikking geacht wordt deel uit te maken.
De Inspecteur heeft het verzoek om herziening van de belastingrentebeschikking afgewezen bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hiervoor – onder 1.3 – bedoelde afwijzing heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 januari 2018 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Belanghebbende heeft het aanbod gedaan de vader van belanghebbende als getuige te laten horen. De griffier van het Hof heeft belanghebbende telefonisch laten weten dat het Hof geen vragen voor de getuige heeft en belanghebbende in persoon of bij gemachtigde zal moeten verschijnen teneinde de getuige te kunnen bevragen, aangezien de enkele aanwezigheid ter zitting van de getuige in die hoedanigheid niet mogelijk is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2018 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [B] . Belanghebbende is, evenals zijn gemachtigde, niet ter zitting verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Aan belanghebbende is op 31 januari 2015 voor het jaar 2015 een voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 51.789.
Mede namens belanghebbende is namens diens fiscale partner op 2 januari 2016 een verzoek gedaan om een nadere voorlopige aanslag. Blijkens een op 9 augustus 2017 door belanghebbende afgedrukt afschrift van dit verzoek uit het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst (“Eigen kopie, niet opsturen”) heeft belanghebbende in dat verzoek uitsluitend winst uit onderneming en geen looninkomsten opgegeven. De vraag “Hebt u bij de winst loon meegeteld waarover loonheffing of een bijdrage Zorgverzekeringswet wordt afgedragen?” is ontkennend beantwoord. Voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw is onder de berekening van de inkomensafhankelijke bijdrage het voor het jaar 2015 geldende maximale bijdrage-inkomen van € 51.976 vermeld.
Blijkens een door de Inspecteur overgelegde uitdraai uit het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst, waaruit ook het hiervoor - onder 2.2 - bedoelde verzoek van 2 januari 2016 blijkt, is een kruisje geplaatst achter de zinsnede “Loon hoger dan maximum bijdrage-inkomen Zvw”. Overigens blijkt uit deze uitdraai niet van enige looninkomsten of resultaat uit overige werkzaamheden, maar uitsluitend van winst uit onderneming. Onder punt 34 “Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw” is in de uitdraai vermeld “Zvw resultaat overige werkzaamheden € 53.939”.
Aan belanghebbende is op 29 januari 2016 voor het jaar 2015 naar aanleiding van het hiervoor – onder 2.2 en 2.3 – bedoelde verzoek een tweede voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw opgelegd, deze keer naar een bijdrage-inkomen van nihil, waarna het op de hiervoor – onder 2.1. – bedoelde voorlopige aanslag betaalde bedrag aan belanghebbende is gerestitueerd.
Op 20 oktober 2016 heeft belanghebbende aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekering/inkomensafhankelijke bijdrage Zvw voor het jaar 2015. Ook in deze aangifte is een bijdrage-inkomen van € 51.976 aangegeven.
Aan belanghebbende is naar aanleiding van en overeenkomstig de aangifte op 9 december 2016 voor het jaar 2015 een derde voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 51.976. Aan belastingrente is daarbij bij beschikking een bedrag berekend van € 56.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de hiervoor – onder 2.6 – bedoelde belastingrente terecht in rekening is gebracht.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de bestreden beschikking belastingrente.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.