Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9877, 17/01137
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9877, 17/01137
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 november 2018
- Datum publicatie
- 23 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:9877
- Zaaknummer
- 17/01137
Inhoudsindicatie
Zuiveringsheffing. Heffingsplichtige na verhuizing. Verzoek om echtgenoot aan te merken als heffingsplichtige voor oude woning is niet herhaald voor nieuwe woning.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/01137
uitspraakdatum: 13 november 2018
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 27 september 2017, Awb 17/1047, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) te Zwolle (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag in de zuiveringsheffing opgelegd van € 56,07.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en het bezwaar ontvankelijk doch ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is getrouwd met [A] (hierna: [A] ). Op 1 januari 2016 woonden zij samen in de woning aan de [a-straat 1] in [Z] . Belanghebbende is van hen beiden de oudste in leeftijd. De heffingsambtenaar heeft voor het belastingjaar 2016 aan [A] een aanslag zuiveringsheffing opgelegd, omdat hij in het verleden heeft verzocht om als heffingsplichtige aangemerkt te worden.
Belanghebbende en [A] zijn in de zomer van 2016 verhuisd naar de woning aan de [b-straat 2] in [Z] . Op 17 augustus 2016 is de verhuizing van belanghebbende en [A] in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven.
Op 12 september 2016 heeft de heffingsambtenaar de aanslag zuiveringsheffing 2016 die aan [A] is opgelegd, ambtshalve verminderd met € 56,07. Daarbij heeft de heffingsambtenaar er mee rekening gehouden, dat [A] vanaf 17 augustus 2016 niet meer heffingsplichtig is.
Met dagtekening 30 september 2016 heeft de heffingsambtenaar een aanslag zuiveringsheffing 2016 aan belanghebbende opgelegd van € 56,07. Daarbij heeft de heffingsambtenaar er mee rekening gehouden, dat belanghebbende vanaf 17 augustus 2016 heffingsplichtig is.
Belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt.
[A] heeft in zijn brief van 28 december 2016 namens belanghebbende het bezwaar nader gemotiveerd en verzocht om uitstel van betaling van de aanslag.
Op 1 april 2017 is een aanmaning verzonden met het verzoek om betaling van de aan belanghebbende opgelegde aanslag.
Op 3 april 2017 heeft belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de aanmaningskosten. Tevens heeft hij GBLT in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift en het niet beslissen op het verzoek om uitstel van betaling van 28 december 2016.
Op 13 april 2017 heeft de heffingsambtenaar het bezwaarschrift tegen de aanslag niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Ook heeft de heffingsambtenaar geen aanleiding gezien voor een ambtshalve vermindering van de aanslag. Aangezien de heffingsambtenaar binnen twee weken na de ingebrekestelling van 3 april 2017 uitspraak op bezwaar heeft gedaan, heeft hij geen aanleiding gezien voor toekenning van een dwangsom.
De heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op het bezwaarschrift de aanmaningskosten verminderd, omdat er mogelijk verwarring bij belanghebbende is ontstaan. Verder heeft de heffingsambtenaar belanghebbende verzocht, het bedrag van de aanslag binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief over te maken.
De artikelen 3 en 4 van de Verordening zuiveringsheffing Waterschap Vallei en Veluwe 2016 (hierna: de Verordening) luiden – voor zover voor dit geschil relevant - als volgt:
“Artikel 3 Belastbaar feit en heffingsplicht
1. Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van direct of indirect afvoeren op een zuiveringtechnisch werk in beheer bij het waterschap.
2. Aan de heffing worden onderworpen:
a. ter zake het afvoeren vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte;
b. (…)
3. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, is heffingsplichtig:
a. in geval van gebruik van een woonruimte door de leden van een huishouden: degene die door de ambtenaar belast met de heffing is aangewezen;
b. (…)
Artikel 4 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsevenredigheid
1. De heffing ter zake van woonruimten en van bedrijfsruimten als bedoeld in artikel 16 is verschuldigd bij het begin van het heffingsjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de heffingsplicht.
2. Indien ter zake van woonruimten de heffingsplicht als bedoeld in het eerste lid in de loop van het heffingsjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de heffingsplicht, nog volle etmalen resteren.
3. Indien ter zake van woonruimten de heffingsplicht bedoeld in het eerste lid in de loop van het heffingsjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de heffingsplicht, nog volle etmalen resteren.
4. (…)
5. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de heffingsplichtige in de loop van het heffingsjaar het gebruik van een woonruimte beëindigt en direct aansluitend het gebruik krijgt van een woonruimte die eveneens in het gebied van het waterschap ligt en er vanuit de nieuwe woonruimte eveneens wordt afgevoerd als bedoeld in artikel 1 onder d.”
De aanwijzing van de heffingsplichtige zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a, van de Verordening is neergelegd in het Besluit aanwijzing belastingplichtigen dat het dagelijks bestuur van GBLT op 8 januari 2014 heeft vastgesteld. In dit besluit is onder meer het volgende bepaald:
“Hoofdstuk Il De belastingen geheven van de gebruiker
Artikel 2
Indien met betrekking tot de aanslagen zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing voor woonruimten, de aanslag watersysteemheffing ingezetenen, de aanslag onroerendezaakbelasting gebruiker niet-woning, de aanslag rioolheffing gebruiker woning en gebruiker niet-woning en de aanslag afvalstoffenheffing er meerdere potentiële belastingplichtigen zijn aan wie de aanslag kan worden opgelegd, wordt de aanslag in de hierna volgende volgorde opgelegd ten name van:
1. De oudste in leeftijd;
2. Degene die bij het begin van het belastingjaar, of zo dit later is bij aanvang van de heffingplicht, als zodanig in de GBA is vermeld als de langstwonende;
3. De oudste genothebbende van de desbetreffende woonruimte krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
(…)
Hoofdstuk III Aanvullende bepalingen
Artikel 3
In afwijking van het bepaalde in de artikelen 1, 2 en 2b wordt de aanslag op naam gesteld van de belastingplichtige die daartoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend bij de ambtenaar belast met de heffing. Hieraan wordt de voorwaarde verbonden dat dit niet zal leiden tot een situatie waarbij (1) de belasting niet kan worden ingevorderd, dan wel (2) valt te verwachten dat de invordering van de belasting ernstig zal worden bemoeilijkt, zulks in redelijkheid te beoordelen. Met betrekking tot woonruimteaanslagen geldt tevens de voorwaarde dat de aanslag in dat geval niet hoeft te worden kwijtgescholden.”
Onder de “veelgestelde vragen” staat op de website van GBLT het volgende vermeld:
“Ik ben particulier en ga verhuizen. Wat moet ik doen?
Als u gaat verhuizen dan hoeft u dit niet apart aan GBLT te melden. GBLT maakt gebruik van de gegevens van de gemeente voor de verzending van haar aanslagen.
Bij verhuizingen kunnen zich de volgende situaties voordoen (m.b.t. de aanslag zuiverings-/verontreinigingsheffing en watersysteemheffing ingezetenen):
Gaat u verhuizen binnen hetzelfde waterschap en verandert uw gezinssamenstelling niet, dan ontvangt u geen nieuw aanslagbiljet zuiverings-/verontreinigingsheffing en watersysteemheffing ingezetenen op uw nieuwe adres voor dit belastingjaar. Uw aanslagbiljet verhuist mee van uw oude naar uw nieuwe adres.”
3 Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar terecht een aanslag zuiveringsheffing 2016 aan belanghebbende heeft opgelegd voor de periode 17 augustus 2016 tot en met 31 december 2016. Verder is in geschil of de heffingsambtenaar ten onrechte geen dwangsom heeft toegekend vanwege het niet beslissen op het verzoek om uitstel van betaling van 28 december 2016.