Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9973, 16/01368
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9973, 16/01368
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 november 2018
- Datum publicatie
- 30 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:9973
- Zaaknummer
- 16/01368
Inhoudsindicatie
BPM. Is een aanvankelijk in het buitenland geregistreerde personenauto met een kilometerstand van negen nieuw?
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummer 16/01368
uitspraakdatum: 20 november 2018
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 24 oktober 2016, nummer AWB 15/5417 in het geding tussen de Inspecteur en
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende) en
de Staat der Nederlanden (de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 27 februari 2014 ter zake van een personenauto belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan.
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de verschuldigde BPM verminderd tot € 22.930, het verzoek om immateriëleschadevergoeding toegewezen en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van € 1.238 alsmede tot vergoeding van het griffierecht van € 331.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 1 november 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – [C] en [D] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 27 februari 2014 ter zake van een personenauto van het merk Land Rover, type Discovery 3.0 SDV6 HSE (hierna: de auto) op aangifte € 33.831 aan BPM voldaan.
De auto is op 26 februari 2014 in Duitsland voor het eerst toegelaten tot de openbare weg.
Ten tijde van de voldoening van BPM op aangifte was de kilometerstand negen.
Belanghebbende heeft op 13 maart 2014 tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt omdat volgens haar de auto als gebruikt moet worden aangemerkt, waarbij van de marge-waarde mag worden uitgegaan.
Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2015 het bezwaar ongegrond verklaard.
De onderhavige bezwaarprocedure maakte deel uit van een reeks van duizenden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan duizend andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 24 oktober 2016 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de verschuldigde BPM verminderd tot € 22.930, het verzoek om immateriëleschadevergoeding toegewezen en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding aan belanghebbende van de proceskosten van € 1.238 alsmede tot vergoeding van het griffierecht van € 331.
De Inspecteur heeft op 10 november 2016 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.
3 Het geschil en de standpunten van partijen
In hoger beroep is in geschil of er sprake is van een nieuwe personenauto dan wel een gebruikte personenauto. Indien er sprake is van een gebruikte personenauto is tussen partijen niet in geschil dat de hoogte van de verschuldigde BPM, conform de uitspraak van de Rechtbank, € 22.930 bedraagt.