Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9974, 16/01438 en 16/01439
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9974, 16/01438 en 16/01439
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 november 2018
- Datum publicatie
- 30 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:9974
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1508
- Zaaknummer
- 16/01438 en 16/01439
Inhoudsindicatie
BPM. Rente, immateriële schade. Matiging vergoeding wegens omstandigheid dat twee zaken van dezelfde belanghebbende die in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp gezamenlijk zijn behandeld?
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummers 16/01438 en 16/01439
uitspraakdatum: 20 november 2018
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 24 oktober 2016, nummers AWB 15/5413 en 15/5418 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur) en
de Staat der Nederlanden (de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft in februari 2014 ter zake van twee personenauto’s belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan.
De daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaren zijn door de Inspecteur gegrond verklaard. Hij heeft voorts aan belanghebbende belastingrenten vergoed en proceskostenvergoedingen toegekend.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover deze betrekking hebben op de rentevergoedingen. Voorts heeft de Rechtbank het verzoek om toekenning van immateriëleschadevergoeding toegewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 1 november 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – [C] en [D] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in februari 2014 ter zake van twee personenauto’s op aangifte BPM voldaan.
Belanghebbende heeft tegen de voldoeningen op aangifte bezwaar gemaakt. De bezwaarschriften zijn op 13 maart 2014 door de Inspecteur ontvangen.
Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 augustus 2015 de bezwaren gegrond verklaard. Daarbij heeft de Inspecteur proceskostenvergoedingen aan belanghebbende toegekend en belastingrenten vergoed.
De onderhavige bezwaarprocedures maakten deel uit van een reeks van duizenden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan duizend andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 24 oktober 2016 de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de belastingrentevergoeding vernietigd, gelast dat de Inspecteur belastingrente vergoed over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die van de betaling van de onverschuldigde BPM tot het moment van uitbetaling, het verzoek om immateriëleschadevergoeding toegewezen en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van € 1.236 aan belanghebbende alsmede vergoeding van het griffierecht van € 662.
Belanghebbende heeft op 30 november 2016 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.
3 Het geschil en de standpunten van partijen
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende recht heeft op hogere vergoedingen ter zake van rente en immateriële schade dan door de Rechtbank zijn toegekend.