Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10148, 18/00457

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10148, 18/00457

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
26 november 2019
Datum publicatie
6 december 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:10148
Zaaknummer
18/00457

Inhoudsindicatie

OB. Voorbelasting op facturen voor juridische werkzaamheden. Rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen diensten en belastbare activiteit van belastingplichtige? Vergrijpboete.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00457

uitspraakdatum: 26 november 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 april 2018, nummer AWB 17/1687, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 2.187. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en is een boete opgelegd van € 1.093 (50%).

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard, de naheffingsaanslag en de heffingsrente gehandhaafd en de boete verminderd tot € 546 (25%).

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is notaris van beroep. Sinds 1 januari 2006 is hij ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB).

2.2.

Het notariskantoor was tot medio 2011 gevestigd aan de [a-straat 1] te [Z] in een pand dat eigendom was van [A] . Eind 2009 werd duidelijk dat het notariskantoor weg moest uit dit pand. Belanghebbende heeft op enig moment, nadat duidelijk was dat het notariskantoor moest vertrekken, actie ondernomen om zijn notariskantoor aan huis te vestigen. Belanghebbende heeft van medio 2011 tot medio 2012 kantoor aan huis gehouden en daarna een andere kantoorruimte gevonden aan de [b-straat 2] te [Z] .

2.3.

Sinds 23 februari 1995 woont belanghebbende op het adres [c-straat 3] te [Z] . Deze woning is genaamd ' [B] ' (hierna: [B] ).

2.4.

Vanaf 1999 tot en met 17 januari 2011 heeft belanghebbende met de gemeente [Z] (hierna: de gemeente) diverse juridische procedures gevoerd over [B] en de omliggende grond.

2.5.

Bij brief van 16 april 2009 heeft belanghebbende aangegeven aan een (potentiële) klant het in verband met de diverse procedures waarin hij met de gemeente is verwikkeld, niet juist te achten akten te passeren waarin de gemeente als partij voorkomt. Naar aanleiding van deze brief, die belanghebbende ook naar de gemeente heeft gestuurd, zijn belanghebbende en de gemeente weer met elkaar in gesprek gegaan. Deze gesprekken hebben geleid tot een concept-vaststellingsovereenkomst in mei 2010.

2.6.

Op 26 juni 2010 heeft belanghebbende bij de gemeente een bouwaanvraag ingediend voor het plaatsen van een bijgebouw.

2.7.

Op 17 januari 2011 hebben belanghebbende en de gemeente een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) gesloten. De artikelen van de VSO hebben – voor zover hier van belang – de volgende aanduidingen:

-

Artikel 1 Restauratie van de tuin

-

Artikel 2 Laurierhaag langs de [d-straat]

-

Artikel 3 Bijgebouw

-

Artikel 4 “Kantoor aan huis”

-

Artikel 5 Bezwaren van derden

-

Artikel 6 Overleg tussen partijen

-

Artikel 7 De strook

-

Artikel 8 Tennisbaan/zwembad

-

Artikel 9 Betaling, royement, finale kwijting

-

Artikel 10 Intrekking lasten

-

Artikel 11 Inzet van de “gemeentelijke groendienst”

-

Artikel 12 Inrit/uitrit

De VSO vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“Artikel 3 Bijgebouw

3.1.1

De Gemeente zal zich optimaal inspannen [X] de benodigde vergunning(en) te verlenen ten behoeve van de oprichting van een bijgebouw op de op de kaart (bijlage 1) met de aanduiding “Bgb”- vooralsnog indicatief – aangegeven locatie. Indien de mogelijkheid tot het oprichten van een bijgebouw op de zo-even bedoelde locatie niet wordt gerealiseerd, dan zal de Gemeente, zodra redelijkerwijs mogelijk en zonder de kosten daarvan aan [X] in rekening te brengen, de bestemming van het op de kaart (bijlage 1) gekruist aangegeven terreingedeelte wijzigen van “Tuin” in de bestemming “Wonen”.

(…)

3.2.

Het bijgebouw heeft een oppervlakte van maximaal 110 m2. (…)

(…)

Artikel 4 “kantoor aan huis”

De Gemeente zal, indien [X] haar daarom verzoekt, zich optimaal inspannen de benodigde vergunning(en) te verlenen ten behoeve van de vestiging van een kantoor met een nuttige vloeroppervlakte van maximaal 200 m2 in de woning [B] aan de [c-straat 3] .

(…)”

2.8.

In de jaren 2009, 2010 en 2011 heeft [C] te [D] (hierna: [C] ) diverse juridische werkzaamheden voor belanghebbende verricht. In deze drie jaren heeft [C] in totaal € 157.403,91 aan belanghebbende gefactureerd. Voor het jaar 2011 heeft [C] € 12.795,31 aan belanghebbende gefactureerd. Belanghebbende heeft deze kosten vanaf 2009 als zakelijke kosten aangemerkt en heeft in alle drie de jaren het gehele in dat jaar gefactureerde bedrag aan omzetbelasting als voorbelasting in aftrek gebracht. Vóór 2009 heeft [C] ook juridische werkzaamheden voor belanghebbende verricht. Belanghebbende heeft die juridische kosten in privé genomen en de daarover gefactureerde omzetbelasting niet in aftrek gebracht.

2.9.

Belanghebbende heeft veertig facturen van [C] overgelegd die zien op de door [C] voor hem verrichte juridische werkzaamheden in de jaren 2009, 2010 en 2011. Belanghebbende heeft de onderliggende dossiers niet overgelegd. De facturen uit 2011 geven aan dat deze betrekking hebben op “ [X] / wijziging bestemmingsplan” (2x), “ [X] / Gemeente Laren” (2x) en “Procedures [X] [c-straat 3] / Monument / [Z] ”.

2.10.

In april 2013 is bij belanghebbende een boekenonderzoek gestart. Onderzocht is onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011. Het boekenonderzoek is in 2016 afgerond. Op 22 april 2016 is daarvan een rapport opgemaakt (hierna: het rapport). De termijnen om na te heffen over 2009 en 2010 waren op dat moment verstreken zodat de Inspecteur alleen over 2011 heeft nageheven. Het rapport vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“(…)

3.3

Kosten

(…)

3.3.2

Kosten [C]

In de jaren 2009 tot en met 2011 zitten de kosten van [C] . Deze kosten kunnen gesplitst worden in:

A. Procedures tegen de gemeente Laren

B. Procedure tegen de Belastingdienst

Ad A) Procedures tegen de gemeente Laren

De heer [X] heeft ruim 20 jaar diverse geschillen (gehad) met de gemeente Laren. Hij is van mening dat deze kosten geheel zakelijk zijn omdat:

-

In die periode (2009/2010) het notariskantoor weg moest uit het pand van [A] . Als notaris moest er nieuwe kantoorruimte komen in [Z] en in de procedure tegen de gemeente is het verkrijgen van een vergunning voor het houden van kantoorruimte aan huis onderdeel geworden van de procedures.

-

De gemeente ging het op de man spelen en bracht hierdoor de integriteit van het notariaat in

twijfel.

Tijdens het onderzoek is een concept vaststellingsovereenkomst (hierna VSO) ontvangen. Uit deze VSO komt naar voren dat de geschillen gaan over onder andere zijn rozentuin, de laurierhaag. de tennisbaan, het bijgebouw aan de [c-straat 3] te [Z] (zijn privé woning). Uit deze VSO komt naar voren dat de gemeente zich in zal spannen bij het verlenen van de benodigde vergunning(en) ten behoeve van de oprichting van een bijgebouw en de vestiging van een (notaris)kantoor in de woning. Er is op dat moment (begin 2011) dus nog geen aanvraag gedaan voor een vergunning voor de bouw van een bijgebouw en/of kantoor aan huis.

De kosten hebben betrekking op diverse procedures en deze zijn beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst. Deze vaststellingsovereenkomst is op 18 januari 2011 tot stand gekomen. De procedures hadden betrekking op de privé woning van de heer [X] . De kosten van de procedures zouden, volgens belastingplichtige, in de jaren vanaf begin jaren 90 tot 2009 in privé betaald zijn

Ten aanzien van deze kosten van [C] is de Belastingdienst van mening dat deze grotendeels privé zijn omdat zij hun grondslag vinden in het geschil tussen de gemeente en de heer [X] als privé persoon.

Volgens belastingplichtige is in 2009 een schakelpunt ontstaan doordat hij geen werkzaamheden meer kon verrichten waarbij de gemeenten Laren betrokken was. Hij moet als notaris primair onpartijdig zijn en zelfs de schijn van partijdigheid vermijden. Volgens belastingplichtige is na 2009 het voortbestaan van zijn kantoor en daarmee zijn inkomen rechtstreeks verbonden aan de uitkomst van de procedure met de gemeente. Belastingplichtige vindt dat het juist voor een notaris onaanvaardbare gevolgen heeft als de gemeente die persoon van illegale praktijken beschuldigd. Voorts is, zoals uit de dading met de gemeente zou blijken, aan de orde geweest de bestemming voor wat betreft het toestaan van kantoor aan huis met een bijgebouw. Dat zijn, zoals de Belastingdienst zelf ook al erkende, zakelijke kosten.

Het is, volgens belastingplichtige, verder aan de belastingdienst om aan te tonen dat de in aftrek gebrachte kosten niet of slechts ten dele in aanmerking genomen moeten worden.

De bewijslast voor de zakelijkheid van kosten ligt bij belastingplichtige. De procedure tegen de gemeente is gestart als privé geschil hetgeen door belastingplichtige niet ontkend wordt. Gezien de omstandigheid dat er daarna in de procedures ook sprake is geweest van een vergunning voor het houden van kantoor aan huis, is een deel van de kosten mogelijk zakelijk. Wij schatten dit deel op 10% van de totale kosten. Wij hebben belastingplichtige gevraagd om inzage in deze juridische dossiers teneinde een nauwkeurigere schatting te maken. Belastingplichtige heeft deze gegevens niet ter inzage verstrekt.

De omstandigheid dat een privé geschil gevolgen heeft voor de werkzaamheden in de notarispraktijk maken de privé kosten niet zakelijk.

Het totaal van de kosten voor de procedures tegen de gemeente in jaren 2009 tot en met 2011 is:

Kosten omzetbelasting

2009 95.978,18 18.087,62

2010 48.630,42 9.182,75

2011 12.795,31 2.431,10

De correctie bedraagt dan:

2009 86.380

2010 43.767

2011 11.515

(…)

4.3

Naheffing

Er zal een naheffingsaanslag opgelegd worden uitgaande van de volgende bedragen aan enkelvoudige belasting:

2011 2.187

Voor 2009 en 2010 kan geen naheffingsaanslag opgelegd worden in verband met het verstrijken van de naheffingstermijn.

(…)

6.5

Boete omzetbelasting

Over de correctie leg ik naast de aanslag een vergrijpboete ingevolge artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 lid 3 en 28 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst op. De vergrijpboete bedraagt 50%.

De grondslag van de boete is het bedrag van de aanslag, dan wel indien verliezen in aanmerking zijn of worden genomen, het bedrag waarop de aanslag zou zijn berekend zonder rekening te houden met de verliezen: een en ander voor zover dat bedrag als gevolg van de opzet van de belastingplichtige niet zou zijn geheven.

De feiten en omstandigheden op grond waarvan ik deze vergrijpboete op leg betreffen:

-

De procedures betroffen geschillen over uw privé onroerend goed, namelijk uw woning

-

Het geschil ging voornamelijk over privé zaken, namelijk de tuin, de tennisbaan en een bijgebouw die als woonruimte benut kan worden

-

Bijkomstig is de mogelijkheid om kantoor te houden in de woning

-

De kosten zouden tot 2009 ook als privé genomen zijn

-

Er is in 2009 niets veranderd aan de omstandigheden waardoor de kosten ineen (deels) zakelijk worden

(…)”

2.11.. Met dagtekening 28 mei 2016 zijn de naheffingsaanslag (ten bedrage van € 2.187), de boetebeschikking (ten bedrage van € 1.093) en de beschikking heffingsrente (ten bedrage van € 325) opgelegd aan belanghebbende. Daarbij heeft de Inspecteur, conform het rapport, 10% van de over de juridische kosten gefactureerde omzetbelasting als voorbelasting geaccepteerd.

3 Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing