Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1019, 17/00627
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1019, 17/00627
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 januari 2019
- Datum publicatie
- 8 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:1019
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2017:2973, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1382
- Zaaknummer
- 17/00627
Inhoudsindicatie
Invordering. Verrekening aanslag met teruggave. Burgerlijke rechter bevoegd.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/00627
uitspraakdatum: 29 januari 2019
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 juni 2017, nummer AWB 16/4981, in het geding tussen belanghebbende en
de ontvanger van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Ontvanger)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft bedragen verrekend, verzocht om uitbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de Ontvanger verzocht een dwangsom toe te kennen. De Ontvanger heeft de verzoeken afgewezen.
Belanghebbende is vervolgens in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar van 15 februari 2016 met betrekking tot de verrekening vernietigd, het bezwaar tegen de verrekening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, de uitspraak op bezwaar van 31 maart 2016 vernietigd, het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om een dwangsom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om terugbetaling kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, de uitspraak op bezwaar van 22 april 2016 vernietigd en de Ontvanger gelast het griffierecht te vergoeden.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende heeft hangende het hoger beroep een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2018. Tegelijkertijd zijn de zaken tegen de inspecteur behandeld met de nummers 17/00622 tot en met 17/00626. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat op 18 september 2018 aangetekend aan partijen is verzonden.
2 Vaststaande feiten
Bij brief van 8 oktober 2015 is namens de Ontvanger aan belanghebbende bericht dat zijn uitstel van betaling voor de aanslag IB/PVV 2013 was vervallen.
Bij brief van 3 november 2015 is namens de Ontvanger aan belanghebbende een betalingsherinnering gestuurd voor het openstaande bedrag van de aanslag IB/PVV 2013.
In de brieven van 25 oktober 2015, 4 november 2015 en 25 november 2015 heeft belanghebbende gevraagd om terugbetaling van een bedrag van € 5.866 later verminderd tot € 5.666. Hij heeft daarbij een bedrag van € 14.719, waarop hij recht meent te hebben, verrekend met het door hem nog te betalen bedrag. Per saldo meent belanghebbende een bedrag van € 5.666 van de Ontvanger tegoed te hebben.
Omstreeks 4 december 2015 is de te betalen aanslag IB/PVV over 2013 met kosten ter hoogte van € 4.766 verrekend met de voorlopige teruggave IB/PVV over 2014 ter hoogte van € 10.128. Per saldo kreeg belanghebbende een bedrag van € 5.362 uitbetaald.
De Ontvanger heeft de onder 2.3. genoemde brieven ontvangen van de inspecteur, zodat hij kon reageren op de invorderingsaspecten die in deze brieven besloten lagen. De Ontvanger heeft de brieven van belanghebbende zo begrepen dat belanghebbende bezwaar instelde tegen de mededeling vervallen betalingsuitstel en tegen de verrekening van de aanslag IB/PVV 2013 met de voorlopige teruggave IB/PVV over 2014. Ook heeft hij in de brieven een verzoek om toekenning van een dwangsom gelezen en een verzoek om betaling van een bedrag wegens onverschuldigde betaling. In een brief van 15 februari 2016 heeft de Ontvanger gereageerd.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar ingesteld op 23 maart 2016. De Ontvanger heeft daarop gereageerd in een brief van 31 maart 2016 door de brief van 15 februari 2016 te verduidelijken en belanghebbende naar de burgerlijke rechter te verwijzen.
De inspecteur heeft op 22 april 2016 uitspraak op bezwaar gedaan ten aanzien van het bezwaar van belanghebbende tegen de brief van de Ontvanger van 15 februari 2016, voor zover dat bezwaar de dwangsom betrof. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende afgewezen. Daartegen is belanghebbende in beroep gekomen.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
- -
-
Heeft de Ontvanger terecht de aanslag IB/PVV 2013 verrekend met een voorlopige teruggave over 2014?
- -
-
Is de Ontvanger een dwangsom verschuldigd aan belanghebbende?
- -
-
Heeft belanghebbende een bedrag onverschuldigd aan de Ontvanger betaald?
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof zijn standpunt over de schending van de hoorplicht en zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken.