Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10478, 18/01037 en 18/010138

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10478, 18/01037 en 18/010138

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 december 2019
Datum publicatie
13 december 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:10478
Formele relaties
Zaaknummer
18/01037 en 18/010138

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Betaling privé kosten van zakelijke bankrekening. Kunnen terugbetaling, rente en juridische kosten als negatief loon in aanmerking worden genomen?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers: BK/AR-ARN 18/01037 en 18/01038

uitspraakdatum: 3 december 2019

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 september 2018, nummers AWB 17/522 en 17/523, ECLI:NL:RBGEL:2018:4054, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 met dagtekening 24 mei 2016 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd (hierna: de navorderingsaanslag), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.996 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.082. Daarnaast is bij beschikking € 230 aan belastingrente in rekening gebracht. Voorts is aan belanghebbende met dagtekening 20 mei 2016 voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV opgelegd (hierna: de aanslag), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.402 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.009. Daarnaast is bij beschikking € 1.115 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij afzonderlijke uitspraken – beide van 15 december 2016 - de navorderingsaanslag, de aanslag en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft in één geschrift de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2019. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigde [A] van [B] te [Z] , alsmede, namens de Inspecteur, [C] en [D] .

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Aan partijen is een afschrift hiervan gestuurd.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was gedurende de periode april 1998 tot 28 februari 2013 – laatstelijk als directrice – in dienstbetrekking bij de Nederlandse vestiging van [E] (hierna: [E] ), een vennootschap opgericht naar het recht van de staat Delaware (VS). Eind oktober 2012 heeft belanghebbende een brief ontvangen van de advocaat van [E] waarin laatstgenoemde onder meer heeft aangegeven dat:

-

belanghebbende onoorbaar heeft gehandeld door – zonder toestemming van [E] – werkzaamheden te verrichten bij een concurrent van [E] ;

-

[E] een onderzoek wil starten naar het financieel beheer dat belanghebbende als directrice van [E] heeft gevoerd;

-

belanghebbende met ingang van 25 oktober 2012 is geschorst.

2.2.

[E] heeft daaropvolgend aan belanghebbende bevestigd dat belanghebbende in de visie van [E] tot een bedrag van € 366.109,41 (exclusief rente) ten behoeve van privédoeleinden diverse betalingen heeft gedaan ten laste van de zakelijke bankrekening van [E] . Belanghebbende heeft dit bedrag betwist. Met datum 19 november 2012 heeft belanghebbende een aanvullende brief ontvangen van de advocaat van [E] waarin laatstgenoemde onder meer heeft aangegeven dat over de jaren 2010 en 2011 (totaal € 36.228) en ook over de jaren 2007 tot en met 2009 en 2012, teveel salaris aan belanghebbende zou zijn uitbetaald.

2.3.

Ter beëindiging van hun geschil hebben belanghebbende en [E] op 16 februari 2013 een vaststellingsovereenkomst (hierna: vso) en een beëindigingsovereenkomst gesloten. In de vso staat voor zover van belang:

“(…).

overwegende als volgt:

( a) (...)

( b) [E] heeft in oktober 2012 aanleiding gezien om een (voorlopig) onderzoek

te starten naar de werkzaamheden en gevoerde financieel beleid door mevrouw

[X] . Mevrouw [X] is daarbij op non actief gesteld.

( c) Uit het voorlopig onderzoek kwam naar voren dat er vanuit de zakelijke bankrekening van

[E] door mevrouw [X] een fors aantal privé kosten ten behoeve van haar zijn voldaan.

( d) [E] heeft haar vordering op mevrouw [X] na afronding van een definitief

boekenonderzoek vastgesteld op € 366.109, te vermeerderen met de vervallen wettelijke rente vanaf 23 november 2012.

( e) [E] heeft het dienstverband met mevrouw [X] met inachtneming van

de opzegtermijn opgezegd tegen 28 februari 2013.

(...)

( g) [E] heeft het door haar verschuldigd loon tot einde dienstverband verrekend met het openstaande bedrag tot de beslagvrije voet, het door haar ingehouden bedrag is € 14.179,08 (netto) en het verschuldigd vakantietoeslag ad € 1.874.

(...)

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

1.1

Partijen stellen vast dat [E] een vordering op mevrouw [X] heeft

van € 150.000.

1.2

Mevrouw [X] verbindt zich om terzake een bedrag van € 150.000 als

hoofdsom aan [E] te betalen en wel op de navolgende wijze:

- uiterlijk vóór 1 april 2013 een bedrag van € 50.000;

- mevrouw [X] verbindt zich het resterende bedrag ad € 83.947 (te weten € 150.00 [Hof: bedoeld is € 150.000] minus het verrekende bedrag van € 14.179,08, minus € 1.874 minus € 50.000) zo snel mogelijk af te betalen, met inachtneming van de navolgende afspraken:

(...)

Artikel 2

2.1

Het dienstverband met mevrouw [X] zal met ingang van 28 februari 2013

rechtsgeldig zijn beëindigd.

(...)

2.4

Terzake van de beëindiging van het dienstverband zullen partijen na ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst een aparte beëindigingsovereenkomst aangaan zodat eventuele rechten op ww door mevrouw [X] zoveel mogelijk in stand zullen blijven. Als reden voor de beëindiging zal bedrijfseconomische redenen worden aangevoerd”.

2.4.

De Inspecteur heeft in het kader van een derdenonderzoek vragen gesteld aan [E] . Namens [E] heeft [F] Advocaten & belastingadviseurs in een brief van 15 april 2016 aan de Inspecteur medegedeeld:

“De extern forensisch accountant van [E] heeft mij toegelicht dat hij in opdracht van [E] een quick scan heeft uitgevoerd in de administratie van [E] . Op basis van deze quick scan heeft hij vastgesteld dat mevrouw [X] , in haar hoedanigheid als statutair directrice van [E] , diverse betalingen heeft verricht voor privé doeleinden. Het genoemde bedrag van € 366.109,- (inclusief rente) is een schatting geweest en mevrouw [X] heeft de hoogte van dit bedrag betwist. In de vaststellingsovereenkomst is - ter beëindiging van dit geschil - het bedrag vastgesteld op € 150.000,-.”

2012

2.5.

Belanghebbende heeft in de door haar ingediende aangifte IB/PVV over 2012 onder meer een bedrag van negatief € 17.352 vermeld als resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: ROW). Dit bedrag bestaat uit:

-

‘advocaatkosten ter verkrijging inkomen [G] B.V.’ (€ 12.435),

-

‘advocaatkosten ter verkrijging inkomen [E] ’ (€ 4.917).

De aanslag IB/PVV over 2012 is vastgesteld conform de ingediende aangifte. Middels de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur de aftrek ‘advocaatkosten ter verkrijging inkomen [E] ’ gecorrigeerd.

2013

2.6.

Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV over 2013 onder meer een bedrag van negatief € 153.042 als ROW opgenomen, bestaande uit:

-

‘advocaatkosten ter verkrijging inkomen [E] ’ (€ 1.103),

-

‘kosten [E] ’ (€ 150.000 - hierna: de kosten [E] ),

-

‘rente [E] ’ (€ 1.939 - hierna: de rente [E] ).

Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur het volledige bedrag van € 153.042 gecorrigeerd.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is het antwoord op de volgende vragen in geschil:

I. Kunnen de in de aangiften 2012 en 2013 opgenomen ‘advocaatkosten ter verkrijging inkomen [E] ’ en de in de aangifte 2013 opgenomen rente [E] en kosten [E] , in de respectievelijke jaren als kosten in mindering worden gebracht op het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking?

II. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: kunnen de in de aangifte 2013 opgenomen rente [E] en kosten [E] worden aangemerkt als terugbetaling aan de werkgever van eerder genoten loon (hierna: negatief loon)?

III. Heeft de Inspecteur in strijd met het vertrouwensbeginsel gehandeld door de in de aangifte 2013 opgenomen rente [E] en kosten [E] niet als negatief loon aan te merken?

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslag, dienovereenkomstige vernietiging van de beschikking belastingrente 2012, vermindering van de aanslag op een wijze waarbij rekening is gehouden met een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 114.640, dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente 2013 en toekenning van een vergoeding van de proceskosten aan de zijde van belanghebbende. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing