Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10944, 18/00957 en 18/00964

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10944, 18/00957 en 18/00964

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 december 2019
Datum publicatie
27 december 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:10944
Zaaknummer
18/00957 en 18/00964

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00957 en 18/00964

uitspraakdatum: 17 december 2019

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) te Zwolle (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 4 september 2018, nummer AWB 17/2540, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 24 te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2017, per waardepeildatum 1 januari 2016, vastgesteld op € 354.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende voor het belastingjaar 2017 een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) opgelegd van € 405,33.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde, alsmede de aanslag OZB gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de vastgestelde waarde verlaagd tot € 345.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verlaagd.

1.4.

Belanghebbende en de heffingsambtenaar hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een twee-onder-een-kapwoning, bouwjaar 2008, met een inhoud van 450 m³ en een kaveloppervlakte van 201 m². Bij de onroerende zaak horen drie dakkapellen en een berging van 15 m². Van deze onroerende zaak is geen op of rond de peildatum gerealiseerde verkoopprijs bekend.

3 Geschil

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2016 te hoog heeft vastgesteld, hetgeen belanghebbende bepleit en de heffingsambtenaar betwist. Tussen partijen is niet in geschil dat, voor zover het beroep door de Rechtbank terecht gegrond is verklaard, de Rechtbank in de proceskostenveroordeling ten onrechte de kosten gemaakt in de bezwaarfase buiten beschouwing heeft gelaten. Belanghebbende bepleit een waarde van € 330.000, de heffingsambtenaar bepleit ongegrondverklaring van het beroep bij de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing