Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10952, 19/00234
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10952, 19/00234
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 december 2019
- Datum publicatie
- 27 december 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:10952
- Zaaknummer
- 19/00234
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Overlijden aanmerkelijkbelanghouder. Niet aangegeven inkomen uit aanmerkelijk belang. Navordering. Nieuw feit/ambtelijk verzuim? Kwade trouw?
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummer 19/00234
uitspraakdatum: 17 december 2019
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
erven [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 17 januari 2019, nummer AWB 18/660 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Daarbij is voorts belastingrente in rekening gebracht.
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gegrond verklaard. De Inspecteur heeft de navorderingsaanslag en de in rekening gebrachte belastingrente verminderd.
Het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep is door de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 28 november 2019 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen: drs. [A] RB en mr. [B] als de gemachtigden van belanghebbende, bijgestaan door [C] . Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [D] , [E] en [F] .
Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 De vaststaande feiten
De heer [X] (hierna: erflater) is [in] 2012 overleden. Hij bezat alle aandelen in [G] BV. Erflater had in 2012 geen fiscale partner. De enig erfgenaam van erflater is zijn in 1996 geboren zoon [H] (belanghebbende).
De heer [I] van het administratiekantoor [I] BV (hierna: [I] ) behartigde sinds geruime tijd de fiscale aangelegenheden van erflater, waaronder het verzorgen van de aangiften voor de IB/PVV en de vennootschapsbelasting.
Op 26 november 2013 heeft [I] – namens belanghebbende – de aangifte IB/PVV van erflater voor het jaar 2012 ingediend. Het betrof een zogenoemd F-biljet dat wordt gebruikt voor het jaar waarin een belastingplichtige is overleden. Daarin is onder meer vermeld dat erflater in 2012 geen fiscale partner had, een uitkering van [J] als inkomsten uit loondienst had genoten en in het bezit was van 180 aandelen in [G] BV die een aanmerkelijk belang vormden. In de aangifte IB/PVV 2012 van erflater is geen inkomen uit aanmerkelijk belang verantwoord. Een verzoek tot ‘doorschuiving’ als bedoeld in artikel 4.17a, eerste lid, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB 2001) is niet gedaan.
Voor het opstellen van de aangifte voor de erfbelasting heeft [I] , die in het testament van erflater als executeur is benoemd, een externe belastingadviseur ingeschakeld. Deze adviseur heeft in die aangifte onder meer opgenomen een bedrag van € 577.685 aan bezitting ter zake van “Aanmerkelijk belang, niet onder de BOF/BOR Aandelen [G] B.V., [K] (100%)” en een bedrag van € 139.921 als schuld onder de noemer “Andere schulden: Belastingschulden Inkomstenbelasting 2012 (a b heffing)”. De aangifte erfbelasting is door [I] op 7 januari 2014 ondertekend en door hem bij de Belastingdienst op 9 januari 2014 ingediend.
Op 9 januari 2014 heeft [I] de aangifte voor de vennootschapsbelasting 2012 voor [G] BV ingediend. Blijkens (de bijlage bij) die aangifte bestond het vermogen van [G] BV voornamelijk uit beleggingsvermogen.
De onderhavige aangifte IB/PVV 2012 is door het automatiseringssysteem van de Belastingdienst ‘uitgeworpen’. Bij brief van 27 oktober 2014 heeft de Inspecteur onder meer het volgende aan [I] (belanghebbende) geschreven:
“Geachte heer/mevrouw Erven [X] ,
Ik heb de aangifte inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2012 van de heer [X] , burgerservicenummer [000.00.000] , overleden [in] 2012 beoordeeld.
Ik ben van plan van deze aangifte af te wijken. Hierna leest u waarom ik van plan ben van de aangifte af te wijken. Onder punt twee leest u wat u kunt doen als u het niet eens bent met mijn voornemen om van de aangifte af te wijken.
1 Afwijking van de aangifte
Inkomen uit werk en woning (box 1)
Uitkeringen
In de aangifte is € 10.592 aangegeven voor een uitkering die de overledene heeft
ontvangen van [L] . Uit mijn informatie blijkt dat dit bedrag in de
verkeerde rubriek aangegeven is. Dit bedrag hoort in de groene tabel en is
aangegeven in de witte tabel. Dit is dus gecorrigeerd.