Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:11009, 18/00832

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:11009, 18/00832

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 december 2019
Datum publicatie
3 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:11009
Zaaknummer
18/00832

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00832

uitspraakdatum: 24 december 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) (hierna: de heffingsambtenaar)

en het incidentele hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 27 juli 2018, nummer Awb 17/2582, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) ten aanzien van belanghebbende de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 3 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2016, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 273.000. Tegelijk met deze beschikking zijn de aanslagen onroerendezaakbelasting 2017 (OZB) opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd, de WOZ-waarde vastgesteld op € 260.000 en de aanslagen OZB en watersysteemheffing dienovereenkomstig verminderd. De Rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.500. Daarnaast heeft de Rechtbank de heffingsambtenaar gelast het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft hiertegen verweer gevoerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat] 3 te [Z] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak is een in 1995 gebouwde twee-onder-één-kapwoning met een garage en twee bergingen. De onroerende zaak heeft een inhoud van 494 m³, waarvan een deel van 121 m³ in 2015 is aangebouwd. De perceeloppervlakte is 375 m².

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum

3.2.

De heffingsambtenaar bepleit een waarde van € 273.000 zoals deze bij beschikking is vastgesteld. Belanghebbende staat een waarde voor van € 258.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing