Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1429, 18/00063
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1429, 18/00063
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 februari 2019
- Datum publicatie
- 22 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:1429
- Zaaknummer
- 18/00063
Inhoudsindicatie
OB. Ontvankelijkheid hoger beroep. Uitspraak Rechtbank is niet op de juiste wijze bekendgemaakt omdat deze naar het adres van belanghebbende is gestuurd en niet naar dat van de gemachtigde. Ontvankelijkheid bezwaar. Termijnoverschrijding.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00063
uitspraakdatum: 12 februari 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 december 2017, nummer 16/7680, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 105.
De Inspecteur heeft het daartegen gerichte bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2019. Van de zijde van belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niemand verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Bij de aangifte voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2015 heeft belanghebbende verzocht om een teruggaaf van omzetbelasting. De Inspecteur heeft belanghebbende – bij brief van 22 mei 2015 – verzocht om een nadere onderbouwing van de gevraagde teruggaaf. Op dat verzoek heeft belanghebbende niet gereageerd.
Met dagtekening 25 februari 2016 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 105.
Daartegen heeft de gemachtigde van belanghebbende bij brief met dagtekening 9 april 2016 bezwaar gemaakt. Op het door de Inspecteur ingebrachte bezwaarschrift staat een stempel met de tekst “Belastingdienst Centrum voor Facilitaire Dienstverlening 19 APR. 2016 DIV Zwolle *23*” en een stempel met de cijfers “ [00000] ”. Het bezwaarschrift luidt als volgt:
“Namens en in opdracht van cliënte,
[Belanghebbende],
Wordt hierbij bezwaar gemaakt tegen de bovenvermelde beschikking, zulks op nader mede te delen gronden.
In de veronderstelling u hiermede voorshands voldoende te hebben geïnformeerd tekent, in afwachting van uw bevestiging van behandeling en van het hierbij gevraagde uitstel van betaling, verblijft, met vriendelijke groet”.
Bij brief van 4 mei 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende er op gewezen dat het bezwaarschrift niet is gemotiveerd en bovendien wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk is. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld “een en ander te motiveren”. Van die gelegenheid heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt.
Bij brief van 6 juli 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende ervan in kennis gesteld dat hij voornemens is de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting en de naheffingsaanslag omzetbelasting te handhaven. De Inspecteur heeft belanghebbende gewezen op haar recht te worden gehoord.
Bij e-mailbericht van 19 juli 2016 gericht aan de gemachtigde van belanghebbende heeft de Inspecteur de datum van het hoorgesprek bevestigd. In het e-mailbericht is verder de volgende passage opgenomen:
“Voorts hebben we nog gesproken over stukken die bij mij niet aanwezig zijn, maar wel noodzakelijk voor een oordeelsvorming, voordat we het hoorgesprek aangaan. Het betreffen bezwaarschriften en motiveringen inzake de inkomstenbelasting 2010 t/m 2013, vennootschapsbelasting 2010 t/m 2013 en omzetbelasting 2010 t/m 2014. U heeft toegezegd deze stukken aan te leveren. Ik verzoek u deze dan ook ruim van te voren aan te leveren.”
Bij e-mailbericht van 22 augustus 2016 heeft de gemachtigde van belanghebbende medegedeeld wie er van de zijde van belanghebbende bij het hoorgesprek aanwezig zullen zijn. Verder heeft de gemachtigde van belanghebbende de Inspecteur laten weten dat hij de stukken nog zal toesturen.
Door omstandigheden is het hoorgesprek niet doorgegaan. Bij e-mailbericht van 20 september 2016 heeft de Inspecteur de gemachtigde van belanghebbende het volgende medegedeeld:
“Voordat we een nieuwe afspraak maken refereer ik nog aan mijn vraag in mijn e-mail van 19 juli 2016, waarin ik verzocht om vooraf stukken in te sturen.
Alhier heb ik geen indicatie dat er stukken zijn binnengekomen.
Dus nogmaals mijn verzoek om gemotiveerde bezwaarschriften en motiveringen van ingediende pro forma bezwaarschriften in te sturen.
Een hoorgesprek voeren zonder deze stukken heeft wat mij betreft geen zin.
Ik verzoek u mij deze voor 1 oktober as. te doen toekomen.”
3 Geschil
In geschil is of in de bezwaarfase een hoorgesprek achterwege heeft kunnen blijven. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.