Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1765, 18/00612
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1765, 18/00612
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 februari 2019
- Datum publicatie
- 1 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:1765
- Zaaknummer
- 18/00612
Inhoudsindicatie
Belanghebbende, dgo van een Ltd, trekt ten onrechte de ondernemersaftrek af in zijn aangifte IB/PVV.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 18/00612
uitspraakdatum: 27 februari 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 juni 2018, nummer LEE 16/2041, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is directeur-grootaandeelhouder van [A] Ltd. (hierna: de Ltd). In de Ltd wordt een juridisch adviesbureau gedreven. In de aangiften in de vennootschapsbelasting van de Ltd zijn de opbrengsten van het juridisch adviesbureau verantwoord.
Belanghebbende heeft in zijn aangiften in de IB/PVV voor de jaren 2006 tot en met 2012 onder de rubriek “Resultaat uit overige werkzaamheden” inkomsten uit PGB aangegeven, ter zake van de verzorging van zijn dochter, alsmede kosten, met omschrijving “overige”, in aftrek gebracht.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2013 aangifte in de IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.827. In deze aangifte heeft belanghebbende onder de rubriek “Resultaat uit overige werkzaamheden” een bedrag aan PGB-inkomsten aangeven van € 2.133 en aan kosten ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden gebracht een bedrag van in totaal € 10.300, met als omschrijvingen “pgb’ (€ 800) en “overige” (€ 9.500).
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2013 de PGB-inkomsten verhoogd met € 792 tot € 2.925 en de kosten geheel gecorrigeerd. De Inspecteur heeft de aanslag aldus vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.919.
3 Geschil
In geschil is of de Inspecteur terecht het hiervoor bedoelde bedrag aan kosten van € 10.300 heeft gecorrigeerd.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende verklaard dat het door hem in zijn aangifte in aanmerking genomen bedrag van € 10.300 aan kosten betrekking heeft op de ondernemersaftrek ter zake van de door de Ltd gedreven onderneming en op een forfaitaire aftrek voor met de auto ten behoeve van de Ltd gereden zakelijke kilometers. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vermindering van de aanslag.
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigd en betwist de standpunten van belanghebbende gemotiveerd. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.