Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1859, 17/00315

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1859, 17/00315

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 februari 2019
Datum publicatie
1 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:1859
Formele relaties
Zaaknummer
17/00315

Inhoudsindicatie

Verhuurderheffing. Belanghebbende verhuurt woningen aan de doelgroep ‘chronisch zieken en gehandicapten’, zoals bedoeld in artikel 10 Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte. Valt belanghebbende onder de personele reikwijdte van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II? Individuele en buitensporige last?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/00315

uitspraakdatum: 19 februari 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

en het incidentele hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 februari 2017, nummer AWB 15/4196, ECLI:NL:RBGEL:2017:712 in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft voor het kalenderjaar 2014 een bedrag van € 119.240 aan verhuurderheffing op aangifte voldaan.

1.2.

Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de verhuurderheffing verminderd tot € 118.228.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een dochterorganisatie van Stichting [A] . Deze stichting is een organisatie voor welzijn, wonen en zorg in Twente. Belanghebbende verhuurt, beheert, onderhoudt en renoveert gebouwen van [B] .

2.2.

Belanghebbende is eigenaresse van 328 huurwoningen in de zin van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (hierna: Wmw 2014 II). Deze woningen worden door belanghebbende verhuurd aan de doelgroep ‘chronisch zieken en gehandicapten’, zoals bedoeld in artikel 10 Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte. Inkomensafhankelijke huurverhogingen door belanghebbende zijn - gelet op die regeling - niet toegestaan.

2.3.

Voor het kalenderjaar 2014 heeft belanghebbende het volgende bedrag op aangifte voldaan:

Aantal objecten

328

Som WOZ-waarden

€ 32.281.000

Vrijstelling

€ 984.177

Belastbaar bedrag

€ 31.296.823

Tarief

0,381%

Verschuldigde verhuurderheffing

€ 119.240

2.4.

Op 1 januari 2014 werden alle 328 woningen door belanghebbende verhuurd.

2.5.

Na vergeefs bezwaar te hebben aangetekend tegen de onderhavige voldoening op aangifte, heeft belanghebbende beroep ingesteld. De Rechtbank heeft geoordeeld (i) dat de verhuurderheffing op regelniveau niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (hierna: artikel 1 EP), (ii) dat ten aanzien van belanghebbende geen sprake is van een individuele en buitensporige last, (iii) dat ten opzichte van verhuurders van huurwoningen in de niet-gereguleerde sector geen sprake is van schending van het verdragsrechtelijke gelijkheidsbeginsel zoals bedoeld in de artikelen 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en 14 van het EVRM en (iv) dat de heffingsgrondslag moet worden verminderd met twee op 1 januari 2014 te koop staande woningen. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de verschuldigde verhuurderheffing nader vastgesteld op € 118.228.

3 Geschil

In hoger beroep is – na het debat ter zitting – enkel tussen partijen nog in geschil of (i) belanghebbende onder de personele reikwijdte van de Wmw 2014 II valt en – wanneer deze vraag bevestigend moet worden beantwoord – (ii) of de verhuurderheffing voor belanghebbende op individueel niveau een individuele en buitensporige last in de zin van artikel 1 EP vormt.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing