Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-03-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2393, 17/00931
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-03-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2393, 17/00931
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 maart 2019
- Datum publicatie
- 29 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:2393
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2017:4502, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 17/00931
Inhoudsindicatie
BPM. Gebruik van de Nederlandse weg met een auto voorzien van een Duits kenteken. Vermoeden van (beoogd) duurzaam gebruik van de weg. Tegenbewijs. Verzuimboete.
Uitspraak
Belasting
Locatie Arnhem
nummer 17/00931
uitspraakdatum: 19 maart 2019
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 31 augustus 2017, nummer AWB 16/7877 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 4.783. Daarbij is voorts een verzuimboete opgelegd van € 478.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en boetebeschikking gehandhaafd.
De Rechtbank heeft het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 6 februari 2019 te Arnhem. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende woonde in het jaar 2015 in Nederland. Hij is op maandag 12 oktober 2015 om 2.00 uur en op vrijdag 23 oktober 2015 om 17.00 uur door de politie in Arnhem staande gehouden. Hij reed beide keren in dezelfde Mercedes met een Duits kenteken (hierna ook: de auto). De politie heeft belanghebbende beide keren meegedeeld dat hij niet met een in Duitsland geregistreerde auto op de Nederlandse weg mag rijden.
Aan [A] (hierna: [A] ) is eveneens een naheffingsaanslag BPM opgelegd ter zake van dezelfde auto, nadat de politie had geconstateerd dat [A] op 13 oktober 2015 met deze auto gebruik heeft gemaakt van de openbare weg in Nederland. Nadat bezwaar was gemaakt tegen deze naheffingsaanslag is een verklaring van de heer [B] (de vader van belanghebbende; hierna: [B] ) overgelegd, waarin staat dat [B] niet in Nederland woonachtig is, dat [B] de auto in Duitsland heeft gehuurd en dat [A] de auto kortstondig heeft gebruikt. De naheffingsaanslag is in de uitspraak op bezwaar op ambtshalve gronden verminderd tot nihil.
Bij brief van 30 oktober 2015 heeft verweerder eiser een kennisgeving naheffingsaanslag BPM en verzuimboete gestuurd ter zake van de constatering van het gebruik van de Nederlandse weg. Daarbij is belanghebbende in de gelegenheid gesteld te reageren, onder meer in het geval hij het voertuig slechts tijdelijk ter beschikking had. Belanghebbende heeft op deze kennisgeving niet gereageerd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag en de boete dienen te worden vernietigd, omdat hij de auto niet duurzaam in Nederland heeft gebruikt. Subsidiair stelt belanghebbende dat de naheffingsaanslag en boetebeschikking niet in stand kunnen blijven op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, te weten het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel.