Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2894, 18/00237 en 18/00238

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2894, 18/00237 en 18/00238

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 april 2019
Datum publicatie
12 april 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:2894
Zaaknummer
18/00237 en 18/00238

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Persoonsgebonden aftrek. Levensonderhoud van kinderen. Specifieke zorgkosten.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 18/00237 en 18/00238

uitspraakdatum: 2 april 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 februari 2018, nummers AWB 17/2564 en AWB 17/4316, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren gegrond verklaard, de aanslag IB/PV voor het jaar 2013 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.464 en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de IB/PVV opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.4.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.827 onder verrekening van € 4.783 aan heffingskortingen, de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.231 en de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [A] . Belanghebbende en haar echtgenoot hebben vier kinderen, onder wie [B] , geboren [in] 1993 (hierna: de zoon). De zoon stond volgens de basisregistratie personen in 2014 niet op het adres van belanghebbende ingeschreven. De looninkomsten van de zoon bedroegen in 2014 € 5.934.

2.2.

Voor de jaren 2013 en 2014 heeft belanghebbende aangiften IB/PVV ingediend. Zij heeft daarbij de volgende bedragen als aftrekbare kosten en heffingskortingen vermeld (vóór toerekening):

2013 2014

Rente eigen woning € 23.772 € 23.600

Kosten levensonderhoud van kinderen - 0 - 1.500

Uitgaven voor specifieke zorgkosten - 8.670 - 11.736

Studiekosten en andere scholingsuitgaven - 2.400 - 0

Levensloopheffingskorting - 1.162 - 0

2.3.

Bij het vaststellen van de aanslagen IB/PVV heeft de Inspecteur van voornoemde posten enkel de rente voor de eigen woning voor het jaar 2014 tot een bedrag van € 8.889 in aftrek toegestaan.

2.4.

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen IB/PVV bezwaar gemaakt.

2.5.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 rekening gehouden met € 4.371 aan studiekosten en andere scholingsuitgaven. De Inspecteur heeft bij uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 de aanslag gehandhaafd.

2.6.

Na het beroep tegen deze uitspraken op bezwaar heeft de Rechtbank de rente voor de eigen woning voor het jaar 2013 op € 14.683 en voor het jaar 2014 op € 13.616 bepaald. Voor het jaar 2013 heeft de Rechtbank tevens belanghebbendes beroep op de levensloopheffingskorting toegestaan.

2.7.

De Inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV ambtshalve verminderd overeenkomstig de uitspraak van de Rechtbank. Nadien heeft hij de aanslagen IB/PVV en de beschikkingen belastingrente verder verminderd, omdat belanghebbende in een later jaar een overeenkomst van geldlening heeft overgelegd en daarmee rentebetalingen voor de eigen woning tot een hoger bedrag aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft de rente voor de eigen woning voor het jaar 2013 op € 24.283 en voor het jaar 2014 op € 23.216 vastgesteld en de aanslagen IB/PVV en de beschikkingen belastingrente ambtshalve verder verminderd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslagen IB/PVV 2013 en 2014 voldoende rekening heeft gehouden met de onder 2.2. genoemde kosten levensonderhoud kinderen en uitgaven voor specifieke zorgkosten. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur beantwoordt deze bevestigend.

3.2.

Na de ambtshalve verminderingen van de aanslagen is tussen partijen niet meer in geschil dat de Inspecteur voldoende rekening heeft gehouden met de rente voor de eigen woning, de studiekosten en andere scholingsuitgaven en de levensloopheffingskorting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing