Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2895, 18/00329
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2895, 18/00329
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 2 april 2019
- Datum publicatie
- 12 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:2895
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2018:1310, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 18/00329
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Samenstel. Moeten woning en schuur als één onroerende zaak worden aangemerkt?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00329
uitspraakdatum: 2 april 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 maart 2018, nummer AWB 17/5703, ECLI:NL:RBGEL:2018:1310, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR)(hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) beschikkingen genomen ter zake van de onroerende zaken [a-straat] 30 (hierna: de woning) en [a-straat] 19a (hierna: de schuur) te [Z] , waarbij de waarde voor het jaar 2017 is vastgesteld.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woning en de schuur. De woning heeft een inhoud van 438 m3, een vrijstaande berging en een grondoppervlakte van 3.910 m2. De schuur heeft een oppervlakte van 90 m2, een vrijstaande garage en een grondoppervlakte van 4.140 m2. De woning en de schuur zijn hemelsbreed gemeten iets meer dan 400 meter van elkaar gelegen en bevinden zich aan verschillende zijden van de [a-straat] . Tussen de woning en de schuur bevinden zich andere objecten.
De woning en de schuur zijn aangesloten op het elektriciteitsnet van [A] (de netbeheerder) en beschikken ieder over een eigen elektriciteitsmeter.
Ten behoeve van de woning heeft belanghebbende het dak van de schuur in 2012 voorzien van zonnepanelen met een vermogen van in totaal 5.850 Wp en een begrote jaarproductie van ongeveer 4.380 kwh. De schuur heeft een verbruik van minder dan 1.000 kwh per jaar. Het meerdere wordt geleverd aan het elektriciteitsnet. Belanghebbende beschikt niet over een eigen elektriciteitskabel tussen de schuur en de woning voor het transport van de opgewekte zonne-energie.
In 2013 kende [B] (de toenmalige energieleverancier van belanghebbende) een regeling voor de levering aan het elektriciteitsnet bij kleinschalige productie van zonne-energie. Die per 2014 weer vervallen regeling hield in dat voor de afname en de levering van energie hetzelfde tarief (inclusief energiebelasting) werd gehanteerd, waardoor een voordeel werd gerealiseerd op de in totaal verschuldigde energiebelasting.
Belanghebbende heeft van de Belastingdienst het advies gekregen de woning en de schuur als één WOZ-object te laten aanmerken, zodat per saldo geen energiebelasting is verschuldigd over het verbruik van de door belanghebbende opgewekte zonne-energie.
De heffingsambtenaar heeft de woning en de schuur aangemerkt als twee zelfstandige objecten voor de Wet WOZ en de waarde ervan bij afzonderlijke beschikkingen vastgesteld. Hierbij is de heffingsambtenaar uitgegaan van een woonbestemming voor de woning en een agrarische bestemming voor de schuur.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het standpunt verworpen dat de woning en de schuur een samenstel vormen die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren (artikel 16, onderdeel d, van de Wet WOZ).
Ook naar het oordeel van de Rechtbank is - naar de omstandigheden beoordeeld - geen sprake van een samenstel als hiervoor bedoeld, met name vanwege de grote afstand tussen de woning en de schuur. De enkele omstandigheid dat de zonnepanelen op het dak van de schuur elektriciteit ten behoeve van de woning opwekken, is volgens de Rechtbank niet voldoende om tot een samenstel te komen. Temeer omdat de opgewekte zonne-energie die niet nodig is voor de schuur wordt geleverd aan het elektriciteitsnet. De band tussen de schuur en woning is in zoverre slechts financieel van aard. Voor het overige bestaat er geen verschil met andere woningen die stroom van het net geleverd krijgen. De woning en de schuur behoren daardoor niet bij elkaar, aldus nog steeds de Rechtbank.
3 Geschil
In geschil is of de woning en de schuur een samenstel vormen als bedoeld in artikel 16, onderdeel d, van de Wet WOZ en zodoende voor de Wet WOZ als één onroerende zaak moeten worden aangemerkt.