Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3102, 18/00356

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3102, 18/00356

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 april 2019
Datum publicatie
19 april 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3102
Formele relaties
Zaaknummer
18/00356

Inhoudsindicatie

LB/PVV. Privégebruik auto. Twee vakantieritten dienen als privé te worden aangemerkt. Waarde geïmporteerde auto.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00356

uitspraakdatum: 9 april 2019

Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 april 2018, nummer AWB 17/5728, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Team Auto/PGA (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2015 een naheffingsaanslag in de loonheffingen opgelegd ten bedrage van € 8.402. Daarbij is hem voorts bij beschikking belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 383.

1.2.

Deze naheffingsaanslag en beschikking inzake de belastingrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gehandhaafd door de Inspecteur.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 13 maart 2019 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende alsmede [A] namens de Inspecteur.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is directeur en enig aandeelhouder van de vennootschap [B] b.v. te [Z] (hierna: de Holding). De Holding heeft aan belanghebbende in 2015 een personenauto (Renault Twingo) ter beschikking gesteld. Ter zake hiervan is op de voet van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) een ‘bijtelling’ tot het loon van belanghebbende van de Holding gerekend.

2.2.

De Holding houdt 50% van de aandelen in [C] b.v. die op haar beurt alle aandelen in de vennootschap [D] oefenen b.v. (hierna: [D] ) in haar bezit heeft. [D] verzorgt onder meer trainingen voor de brandweer. Daartoe wordt belanghebbende tegen een managementvergoeding door [D] ‘ingehuurd’ van de Holding. Belanghebbende is niet in civielrechtelijke dienstbetrekking werkzaam bij [D] .

2.3.

Voor het verrichten van de werkzaamheden ten behoeve van [D] heeft deze vennootschap belanghebbende een auto van het merkt Volvo, voorzien van het kenteken [0-YYY-00] (hierna: de Volvo) ter beschikking gesteld. De Volvo is in het buitenland op 24 november 2011 voor het eerst op kenteken gesteld. In 2013 is de Volvo vervolgens geïmporteerd in Nederland en in het Nederlandse kentekenregister geregistreerd. Ter zake daarvan is een bedrag van € 3.828 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen voldaan (hierna: bpm). De Volvo is door [D] in 2013 aangeschaft. Alle kosten met betrekking tot de Volvo worden door [D] gedragen.

2.4.

Op verzoek van belanghebbende heeft de Inspecteur hem met betrekking tot de Volvo een ‘verklaring geen privégebruik auto’ verstrekt.

2.5.

In 2015 heeft belanghebbende met betrekking tot de Volvo een rittenadministratie bijgehouden. De Volvo is door belanghebbende in 2015 van 20 februari tot en met 2 maart gebruikt voor een vakantie naar Oostenrijk en van 6 juli tot en met 20 juli voor een vakantie naar Noorwegen. In totaal heeft belanghebbende ten behoeve van deze vakanties 5.621 kilometers met de Volvo gereden. Belanghebbende heeft voor het gebruik van de Volvo voor de vakantieperioden een huurovereenkomst met [D] gesloten. Op grond daarvan heeft belanghebbende een zakelijke vergoeding voor het gebruik van de Volvo aan [D] betaald van € 1.106. Voorts heeft belanghebbende de brandstofkosten en vignetkosten voor zijn rekening genomen.

2.6.

De Inspecteur heeft op grond van deze vakantieritten geconcludeerd dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de Volvo in 2015 voor niet meer dan 500 kilometers voor privédoeleinden is gebruikt. Daarom heeft de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag loonheffingen ten bedrage van € 8.402 aan belanghebbende opgelegd. Het bedrag van de nageheven loonheffing is als volgt door de Inspecteur berekend:

“ Berekening

De bijtelling per jaar is 25% van de cataloguswaarde € 64.592.

Dat is op jaarbasis € 16.148. Per maand is dit € 1.345,66.

In mindering wordt gebracht de eigen bijdrage. Deze bedraagt € 92,17 per

maand. Resteert een bijtelling van 1.253,49 per maand, dit is € 15.041 op

jaarbasis.

Het maandloon van belanghebbende bedraagt volgens zijn opgaaf € 4.774. Na toepassing van de bijtelling bedraagt het loon € 4.774 + € 1.253,49, oftewel € 6.027.

Volgens de witte maandtabel 2015 is de loonbelasting bij een loon van € 4.774, volgens de eerste kolom (met heffingskorting) € 1.640,50.

Volgens dezelfde tabel is de loonbelasting bij een loon van € 6.027 € 2.340,67. Het verschil bedraagt per maand € 700,17, oftewel op jaarbasis € 8.402.”.

2.7.

Belanghebbende heeft vergeefs bezwaar en beroep aangetekend tegen de onderhavige naheffingsaanslag en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 383.

3 Geschil

In hoger beroep is in geschil of de Inspecteur terecht de onderhavige naheffingsaanslag ter zake van privégebruik van de Volvo heeft opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing