Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3104, 18/00842 t/m 18/00847
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3104, 18/00842 t/m 18/00847
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 april 2019
- Datum publicatie
- 19 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:3104
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2018:3507, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 18/00842 t/m 18/00847
Inhoudsindicatie
OB. Termijnoverschrijding. Verschoonbaar?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 18/00842 tot en met 18/00847
uitspraakdatum: 9 april 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 augustus 2018, nummers AWB 17/5743, 17/5744, 17/5745, 17/5747, 17/5749 en 17/5750, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft in de jaren 2013 en 2014 omzetbelasting op aangifte voldaan.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de voldoening voor de tijdvakken met ingang van het tweede kwartaal van 2013 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de bezwaren ontvankelijk verklaard en bepaald dat aan belanghebbende teruggaaf moet worden verleend van de op aangifte betaalde omzetbelasting. Voorts heeft de Rechtbank belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend en de Inspecteur gelast het betaalde griffierecht te vergoeden.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is werkzaam als zelfstandig psycholoog en is lid van de Vereniging voor [A] en het Nederlands [B] . Voorts is belanghebbende lid van de Adviesgroep [C] . Belanghebbende is geregistreerd bij de Stichting Register Beroepsbeoefenaren complementaire zorg.
Met ingang van 1 januari 2013 zijn de diensten van beoefenaren van een niet in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg geregeld (para)medisch beroep (zoals psycholoog) van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet op de omzetbelasting 1968 uitgezonderd. Belanghebbende heeft met ingang van het eerste kwartaal van 2013 omzetbelasting op aangifte voldaan.
Belanghebbende heeft op 23 mei 2013 een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Tot 1 januari van dit jaar had ik vrijstelling voor het betalen van omzetbelasting. Als gevolg van veranderde wetgeving ben ik vanaf 1 januari van dit jaar wel verplicht omzetbelasting af te dragen. Hierbij verzoek ik u mij de daarvoor benodigde formulieren toe te sturen. Volgens de belastingtelefoon moest ik daartoe het bijgaande aanvraagformulier Opgaaf Startende onderneming invullen.
Tegelijkertijd maak ik hierbij bezwaar tegen het betalen van omzetbelasting. Dit bezwaar is gericht tegen de verschuldigdheid van omzetbelasting over mijn werkzaamheden bestaande uit het verlenen van individuele transpersoonlijke psychotherapie, waarvoor naar mijn mening, op grond van Europese jurisprudentie een btw-vrijstelling geldt.
De reden voor mijn bezwaar is gelegen in het feit dat de maatregel om mij btw-plichtig te stellen mogelijk strijdig is met de Europese regelgeving en jurisprudentie. Ter zake zal een (proef) procedure worden gevoerd, waarbij ik mij aansluit en de uitkomst daarvan ook op mij van toepassing is. Graag verzoek ik u dan ook vrijstelling, resp. teruggaaf van de over mijn werkzaamheden af te dragen omzetbelasting. Mocht u niet op mijn verzoek tot vrijstelling willen ingaan dan verzoek ik u dit bezwaar aan te houden totdat er in hoogste instantie in genoemde (proef) procedure is beslist.”
Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2015, nr. 13/02667, ECLI:NL:HR:2015:744 vloeit voort dat de vrijstelling wel van toepassing is op de diensten van belanghebbende.
Op 15 april 2015 heeft de Inspecteur een ontvangstbevestiging aan belanghebbende verstuurd waarin is vermeld dat het bezwaarschrift tegen de voldoening van omzetbelasting “met tijdvakcode 3501 over het tijdvak jaar 2013” is ontvangen.
Bij brief van 10 april 2017 heeft de Inspecteur een toelichting gegeven op de behandeling van ontvankelijke en van niet-ontvankelijke bezwaren. Opgemerkt wordt dat in de bij de brief gevoegde bijlage (het sjabloon) een overzicht is gegeven van de tijdvakken waarvoor bezwaar is gemaakt en of dat bezwaar ontvankelijk is, hetgeen het geval is als het is ingediend binnen zes weken na de betaling op aangifte. Als bijlage bij de brief is een overzicht gegeven van de tijdvakken waartegen belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. In dit overzicht is alleen het eerste kwartaal van 2013 vermeld.
Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 16 juli 2017 bezwaar aangetekend tegen de voldoeningen voor alle tijdvakken met ingang van het eerste kwartaal 2013 tot en met het eerste kwartaal van 2016.
3 Geschil
In geschil is of de bezwaren tegen de voldoeningen na het eerste kwartaal van 2013 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat zij te laat zijn ingediend. Specifiek is in geschil of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Niet is in geschil dat indien de termijnoverschrijding verschoonbaar is, de op aangifte betaalde bedragen aan belanghebbende dienen te worden teruggegeven.