Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3105, 18/00175
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3105, 18/00175
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 april 2019
- Datum publicatie
- 19 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:3105
- Zaaknummer
- 18/00175
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek. Het argument van verzoeker dat de behandelende raadsheren zo zeer in hun vakgebied blijven hangen dat zij de diepgang missen om in de onderhavige belastingzaak te beslissen vormt geen grond voor wraking.
Uitspraak
beslissing
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
W rakingskamer
Locatie Arnhem
Wrakingsnummer W.200.254.528/01
Datum beslissing: 9 april 2019
Beslissing van de wrakingskamer
op het verzoek tot wraking, gedaan door
[verzoeker] te [A] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
1.1. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld in de zaak die bij de belastingkamer van het Hof is ingeschreven onder nummer 18/00175. 1.2. Het onderzoek ter zitting in deze zaak heeft plaatsgevonden op 13 februari 2019 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord verzoeker en [B] namens de Inspecteur. 1.3.Ter zitting heeft verzoeker de wraking verzocht van de raadsheren mr. R.A.V. Boxem, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. J.A. Monsma. Daarop is het onderzoek ter zitting geschorst. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.4. De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden op 25 maart 2019. Verzoeker is verschenen. De raadsheren Boxem, Van Kempen en Monsma zijn niet verschenen, nadat zij te kennen hebben gegeven niet in het verzoek te berusten en niet te willen worden gehoord.
1.5. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze beslissing is gehecht.
2 Beoordeling van het verzoek tot wraking
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Verzoeker heeft ter zitting van de wrakingskamer desgevraagd verklaard dat hij niet zozeer de onpartijdigheid van de gewraakte raadsheren betwist, maar dat zij naar zijn mening zo zeer in hun vakgebied blijven hangen dat zij de diepgang missen om in de onderhavige belastingzaak te beslissen.
Naar het oordeel van de wrakingskamer biedt het argument dat verzoeker ter ondersteuning van zijn verzoek aanvoert geen grond voor wraking, zodat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
3 De beslissing
De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking van de raadsheren mr. R.A.V. Boxem, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. J.A. Monsma af.
Aldus gedaan te Arnhem door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. J.B. de Groot en mr. M. Keppels en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier op 9 april 2019.
(A.Vellema ) |
(R. den Ouden) |
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 9 april 2019.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (Artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).