Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3111, 18/01246 en 18/01247

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3111, 18/01246 en 18/01247

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 april 2019
Datum publicatie
10 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3111
Zaaknummer
18/01246 en 18/01247

Inhoudsindicatie

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens niet betalen griffierecht.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 18/01246 en 18/01247

uitspraakdatum: 9 april 2019

Uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 november 2018, nummers

AWB 17/2062 en 17/2063, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Enschede

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Het hogerberoepschrift is op 21 december 2018 ontvangen ter griffie van het Hof.

1.2

Bij schrijven van 4 januari 2019 heeft het Hof aan belanghebbende meegedeeld dat het hogerberoepschrift ambtshalve is gesplitst en dat er meerdere zaken zijn aangemaakt. Daarbij is tevens meegedeeld dat zal worden volstaan met het éénmaal heffen van griffierecht voor beide zaken.

1.3

Bij aangetekend schrijven van 21 februari 2019, gericht aan het bij het Hof bekende adres van belanghebbende, heeft de griffier belanghebbende herinnerd aan de verschuldigdheid van het griffierecht. In het schrijven is meegedeeld dat als het verschuldigde bedrag niet binnen vier weken is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening, belanghebbende het risico loopt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

1.4

De brief van 21 februari 2019 is niet door het Hof retour ontvangen. Uit onderzoek is gebleken dat de brief op 25 februari 2019 is afgeleverd door PostNL.

1.5

Het griffierecht is niet betaald.

2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

2.1

Het verschuldigde griffierecht is niet binnen de gestelde termijn bijgeschreven op de rekening die is vermeld in de hiervóór genoemde brief van de griffier. Aldus is het voor het instellen van het hoger beroep verschuldigde griffierecht niet tijdig betaald.

2.2

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

2.3

Nu het hoger beroep volgens artikel 8:108, eerste lid juncto 8:41, zesde lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard, sluit het Hof het onderzoek en doet het uitspraak op de voet van artikel 8:54 van de Awb. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.

3 Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

4 Beslissing