Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3542, 18/00721

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3542, 18/00721

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 april 2019
Datum publicatie
3 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3542
Zaaknummer
18/00721

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00721

uitspraakdatum: 24 april 2019

Uitspraak van de zestiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 juni 2018, nummer 17/5238, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (BghU) (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 900.000. Tegelijk met deze beschikking zijn door de heffingsambtenaar aanslagen in de onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing eigenaren 2017 opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was in het onderhavige jaar eigenaar van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak is een vrijstaande woning van het bouwjaar 1952, met een gebruiksoppervlakte van 181 m² en een garage. De kaveloppervlakte is 2235 m².

2.2.

De woning is gelegen aan een ventweg naast een drukke doorgaande weg. Deze ventweg is aangelegd bij bestemmingsplan “ [a-straat ] ” en in 2017 bij bestemmingsplan “Herziening [a-straat ] ” aangepast. De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan “Herziening [a-straat ] ” op 8 november 2016 vastgesteld, waarna het in 2017 in werking is getreden.

2.3.

Belanghebbende heeft in 2013 verzocht om een tegemoetkoming in planschade omdat door het bestemmingsplan [a-straat ] de waarde van het perceel is verminderd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist (hierna: het college van B&W) heeft in 2017 de aanvraag toegewezen in de vorm van compensatie in natura en een tegemoetkoming van € 16.000. De compensatie in natura betreft het bestemmingsplan “Herziening [a-straat ] ”. Over de hoogte van de planschade zijn belanghebbende en het college van B&W nog aan het procederen bij de Raad van State.

2.4.

Eind 2016 heeft belanghebbende een koopovereenkomst gesloten met een koper, waarin is bepaald dat koper de overeenkomst kan ontbinden indien de door hem gewenste splitsing van het perceel niet mogelijk blijkt. De splitsing van het perceel is totstandgekomen. Op 5 juli 2017 is 1090 m² (H 5947) verkocht voor € 450.000 en op 28 september 2017 is 1145 m² (H 5948) verkocht voor € 561.000. De woning op het perceel is vervolgens gesloopt.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing