Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:355, 18/00186

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:355, 18/00186

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 januari 2019
Datum publicatie
25 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:355
Zaaknummer
18/00186

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Vereiste aangifte. Zijn niet ontvangen bedragen als inkomen genoten?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00186

uitspraakdatum: 15 januari 2019

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 februari 2018, nummers AWB 17/4120, 17/421 en 17/4122, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een verzamelinkomen van € 34.088. Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 22 en is een verzuimboete opgelegd van € 369.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren gegrond verklaard, de aanslag IB/PVV 2015 verminderd naar een verzamelinkomen van € 33.697 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd naar € 15. De boete is hierbij gehandhaafd op € 369.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2015 met de beschikkingen belastingrente en verzuimboete (AWB 17/4120) ongegrond verklaard en het beroep voor zover dit ziet op de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 (AWB 17/4121 en AWB 17/4122) niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende woont aan de [a-straat] 35 te [Z] .

2.2.

Volgens de Basisregistratie personen was tot 10 oktober 2016 de toenmalige echtgenote van belanghebbende ( [A] ) ingeschreven op het adres [a-straat] 35 te [Z] . In maart 2017 is de toenmalige echtgenote vertrokken uit de woning.

2.3.

Volgens door de Inspecteur ontvangen renseignementen heeft belanghebbende in 2015 het volgende inkomen genoten:

[B] (pensioenlijfrente) € 8.622

UWV(WAO) € 25.859

2.4.

In het dossier zitten verzoeken (één aan het UWV en één aan [B] ) van respectievelijk 2 augustus 2015 en 2 september 2015 waarbij deze instanties wordt verzocht de uitkering vanaf dat moment te storten op rekeningnummer [00000] t.n.v. [A] e/o [X] . Met respectievelijk dagtekening 18 augustus 2015 en 18 oktober 2015 zijn wederom brieven naar het UWV en [B] gestuurd waarbij is aangegeven dat nog geen bevestiging van het verzoek tot wijziging rekeningnummer is ontvangen.

2.5.

Rekeningnummer [00000] staat alleen op naam van [A] .

2.6.

Met dagtekening 28 februari 2016 is belanghebbende een uitnodiging tot het doen van aangifte IB/PVV 2015 uitgereikt. Aan belanghebbende is uitstel van het doen van aangifte verleend tot 1 september 2016. Met dagtekening 23 september 2016 is aan belanghebbende op het adres [a-straat] 35 te [Z] een herinnering gestuurd om voor 7 oktober 2016 de aangifte IB/PVV 2015 in te dienen. Met dagtekening 4 november 2016 is aan belanghebbende op het adres [a-straat] 35 te [Z] een aanmaning gestuurd om voor 18 november 2016 de aangifte IB/PW 2015 in te dienen. Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2015 niet tijdig ingediend.

2.7.

Met dagtekening 24 mei 2017 is de aanslag IB/PVV 2015 ambtshalve vastgesteld. Het verzamelinkomen is vastgesteld op € 34.088 en is als volgt opgebouwd:

[B] € 8.622

UWV € 25.859

Totaal aftrekposten eigen woning € 393 -/-

Verzamelinkomen € 34.088

Daarnaast heeft de Inspecteur bij afzonderlijke beschikkingen een bedrag van € 22 belastingrente in rekening gebracht en een verzuimboete van € 369 opgelegd.

2.8.

Belanghebbende heeft op 16 juni 2017 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. Op 16 juni 2017 heeft belanghebbende ook een aangifte IB/PVV 2015 ingediend.

2.9.

In 2017 heeft belanghebbende contact opgenomen met het UWV en [B] , aangegeven een deel van de uitkeringen niet te hebben ontvangen en het UWV en [B] verzocht de niet ontvangen bedragen alsnog aan hem over te maken.

2.10.

Het UWV heeft nog niet op dit verzoek beslist.

2.11.

Belanghebbende is met [B] in onderling overleg getreden, hetgeen heeft geresulteerd in een vaststellingsovereenkomst, welke is ondertekend op 11 juli 2017. De vaststellingsovereenkomst vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“(…)

( c) [X] in het voorjaar van 2017 bij [B] vragen heeft gesteld respectievelijk een klacht heeft geuit over (…) en in tweede instantie tevens een klacht over uitbetalingen van de ao‑rente die in de periode november 2015 tot juni 2016 hebben plaatsgevonden op een rekeningnummer welke volgens [X] toebehoort aan zijn (toekomstige) ex-echtgenote;

( d) [B] naar het onder (c) gestelde een onderzoek heeft ingesteld;

( e) Na diverse communicatie over en weer (…);

( f) Ten aanzien van de 7 termijnen over de periode november 2015 tot juni 2016 die niet uitbetaald zijn op het huidige rekeningnummer van [X] heeft [B] een onverplicht voorstel voor een tegemoetkoming gedaan ter hoogte van een eenmalige netto betaling van € 2.500 tegen finale kwijting;

(…)”

2.12.

Bij uitspraak op bezwaar van 21 juli 2017 is het verzamelinkomen van belanghebbende conform het ingediende bezwaar en de alsnog ingediende aangifte vastgesteld op € 33.697.

[B] € 8.622

UWV € 25.859

Totaal aftrekposten eigen woning € 784 -/-

Verzamelinkomen € 33.697

De belastingrente is overeenkomstig verminderd. De boete van € 369 is gehandhaafd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of het verzamelinkomen voor het jaar 2015 juist is vastgesteld en of de boete terecht is opgelegd.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende heeft het hoger beroep met betrekking tot de IB/PVV 2016 en 2017 ter zitting van het Hof ingetrokken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing