Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3623, 18/00513
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3623, 18/00513
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 april 2019
- Datum publicatie
- 26 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:3623
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2018:1563, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 18/00513
Inhoudsindicatie
De Inspecteur mag niet een tweede identieke informatiebeschikking nemen als de eerste is vervallen op grond van art. 52a, lid 3, van de AWR.
Uitspraak
Locatie Leeuwarden
nummer 18/00513
uitspraakdatum: 24 april 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst MKB/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 april 2018, nummer LEE 17/3021, ECLI:NL:RBNNE:2018:1563, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft ten aanzien van belanghebbende voor de jaren 2010 en 2011 op 20 januari 2017 een informatiebeschikking genomen.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de informatiebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 26 april 2018 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende alsmede gelast dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2019 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
De Inspecteur heeft in 2013 bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2010 en 2011 en de aangiften omzetbelasting (hierna: OB) over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011.
De Inspecteur heeft met dagtekening 31 mei 2013 een (eerste) informatiebeschikking genomen.
Belanghebbende is bij brief van 8 juli 2013 in bezwaar gekomen tegen deze informatiebeschikking. De uitspraak op bezwaar, waarbij de informatiebeschikking is gehandhaafd, is gedagtekend 23 mei 2014.
Op 2 maart 2015 is belanghebbende in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar, van welk beroep de Rechtbank de Inspecteur bij brief van 28 juli 2015 op de hoogte heeft gesteld.
Met dagtekening 25 april 2015 is de naheffingsaanslag OB over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 opgelegd en met dagtekeningen 25 april 2015 en 6 mei 2015 de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 en 2011. Hiertegen heeft belanghebbende op 28 mei 2015 bezwaar gemaakt.
Op 21 april 2016 heeft de Rechtbank het beroep inzake de (eerste) informatiebeschikking niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De zitting in dit hoger beroep van het Hof heeft plaatsgevonden op 11 januari 2017.
Met dagtekening 20 januari 2017 heeft de Inspecteur ten aanzien van belanghebbende een tweede informatiebeschikking genomen, die identiek is aan de eerste, hiervoor – onder 2.2 – bedoelde, informatiebeschikking van 31 mei 2013.
Het Hof acht - bij uitspraak van 13 juni 2017 - belanghebbende ontvankelijk in zijn beroep tegen de eerste informatiebeschikking. Het Hof heeft vastgesteld dat de eerste informatiebeschikking is komen te vervallen op grond van artikel 52a, derde lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), doordat de onder 2.5 genoemde naheffingsaanslag en navorderingsaanslagen zijn opgelegd voordat de eerste informatiebeschikking onherroepelijk is geworden.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de tweede informatiebeschikking rechtsgeldig is genomen.
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Belanghebbende beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.