Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3624, 18/00835

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3624, 18/00835

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 april 2019
Datum publicatie
26 april 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3624
Formele relaties
Zaaknummer
18/00835

Inhoudsindicatie

Heffingsmaatstaf aanslag gebruikersbelasting van camping met recreatiewoningen. Tussen partijen staat vast dat sprake is van één onroerende zaak voor de Wet WOZ en de vastgestelde waarde wordt door belanghebbende niet bestreden. In geschil is het bedrag van de woondelenvrijstelling van art. 220e Gemeentewet. Hof oordeelt dat de gemeenschappelijke voorzieningen en gronden niet in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Belanghebbende maakt de hoogte van de door haar voorgestane woondelenvrijstelling niet aannemelijk.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 18/00835

uitspraakdatum: 24 april 2019

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 augustus 2018, nummer LEE 16/4413, ECLI:NL:RBNNE:2018:3436, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de werkmaatschappij Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2015, voor het jaar 2016 vastgesteld op € 4.660.000. Tegelijk met deze beschikking is onder meer de aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2016 opgelegd ter zake van het gebruik (hierna: de aanslag gebruikersbelasting) van deze onroerende zaak, berekend naar een heffingsmaatstaf van € 4.660.000.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de WOZ-beschikking gehandhaafd, de opgelegde aanslag in de gebruikersbelasting verminderd tot een aanslag berekend naar een heffingsmaatstaf van € 3.535.000 en aan belanghebbende proceskosten vergoed.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraak inzake de aanslag gebruikersbelasting in beroep gekomen bij de rechtbank (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak, een recreatiepark bestaande uit een kampeerterrein, meerdere jachthavens met aanlegsteigers, veertien recreatiewoningen geschikt voor acht personen, zes recreatiewoningen geschikt voor zes personen, een receptie, een was-/kleedruimte, drie sanitaire ruimtes, een restaurant, een magazijn, een materiaalberging, een recreatieruimte, een kantoor, een werkplaats, twee zwembaden, een tennisbaan en een parkeerterrein.

2.2.

De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2015 vastgesteld op € 4.660.000 en de aanslag in de gebruikersbelasting opgelegd naar een heffingsmaatstaf van € 4.660.000. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de heffingsmaatstaf voor de aanslag in de gebruikersbelasting in verband met toepassing van de hierna te noemen woondelenvrijstelling ter zake van de waarde van de recreatiewoningen, inclusief de daarbij behorende grond, verminderd met € 1.125.000 tot een bedrag van € 3.535.000.

2.3.

Ter onderbouwing van de vastgestelde waarde en de woondelenvrijstelling heeft de heffingsambtenaar in de bezwaarfase een in september 2016 opgemaakte matrix overgelegd, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de hand van de gecorrigeerde vervangingswaarde is getaxeerd op € 4.660.000. De woondelenvrijstelling is bepaald op € 1.125.000, berekend op het deel van de getaxeerde totaalwaarde dat kan worden toegerekend aan de recreatiewoningen en de daarbij behorende grond. De waarde van de onderscheiden onderdelen van de onroerende zaak is, wat betreft de opstallen, berekend op de kosten van herbouw, gecorrigeerd met onder meer een factor wegens technische en functionele veroudering en met inachtneming van de restwaarde.

2.4.

Belanghebbende heeft in hoger beroep een taxatierapport, opgesteld door taxateur [A] , van 15 februari 2019 overgelegd. De waarde van de onroerende zaak is hierin aan de hand van de waarde in het economische verkeer getaxeerd op € 4.660.000. De waarde van de recreatiewoningen (“Bungalows”) en de daarbij behorende grond is bepaald door middel van een methode van vergelijking met een viertal referentieobjecten. De waarden van de overige onderdelen van de onroerende zaak zijn getaxeerd op basis van de vergelijkingsmethode dan wel een methode van kapitalisatie van de bruto huur (HWK-methode). De woondelenvrijstelling is bepaald op € 3.201.000, berekend op het deel van de getaxeerde totaalwaarde dat kan worden toegerekend aan de recreatiewoningen en de daarbij behorende grond (€ 2.850.000) en de gemeenschappelijke voorzieningen en gronden (afgerond € 351.000). In matrixvorm is de waarde in het taxatierapport als volgt opgebouwd:

Bungalows

Aantal

Prijs

Waarde

Bungalow type 1

14

125.000

1.750.000

Bungalow type 2

6

100.000

600.000

Subtotaal

20

2.350.000

GROND woningen

Percelen bungalows

20

25.000

500.000

Subtotaal

500.000

TOTALEN WONINGEN

2.850.000

Niet-woningdelen

Aantal

Prijs/eenh

Kap.fact.

Waarde

Restaurant

320

40

8,00

102.400

Winkel

333

40

8,00

106.560

Kampeerplaatsen

370

350

129.500

Sanitairgebouwen camping

813

275

223.575

Tennisbaan betaald

650

15

9.750

Subtotaal

571.785

GROND

Waarde

Gronden onder en rond horeca/winkel

1.600

0

0

Gronden onder kampeergedeelte

92.500

7

647.500

Gronden onder sport en spel

813

6

4.878

Gronden water en steigers

15.000

5

75.000

Subtotaal

727.378

TOTALEN NIET-WONINGEN

1.299.163

Totale waarde woningen

2.850.000

68,7%

Totale waarde niet-woningen

1.299.163

31,3%

TOTALEN ex gemeenschappelijke voorzieningen

4.149.163

Gemeenschap. voorzieningen

Aantal

Prijs/eenh

Kap.fact.

Waarde

Receptie en kantoor

224

45

8,00

80.640

Zwembad

386

165

63.690

Werkplaats

360

25

8,00

72.000

Materiaalberging

48

25

8,00

9.600

Recreatieruimte

230

35

8,00

64.400

Infrastructuur

10.000

7,50

75.000

Subtotaal

365.330

GROND

Waarde

Gronden onder en rond gebouwen

1.250

0

0

Grond onder zwembad

1.000

20

20.000

Gronden onder infrastructuur

10.000

5

50.000

Buffergrond en restgrond

152.090

0,50

76.045

Subtotaal

146.045

TOTALEN GEMEENSCHAPPELIJK

511.375

Naar rato verdeeld over woningen en niet-woningen

Aandeel toebedeeld aan woningen 68,7%

351.256

Aandeel toebedeeld aan niet-woningen 31,3%

160.119

WOZ-waarde

4.660.000

3 Geschil

3.1.

In geschil is naar welke heffingsmaatstaf de aanslag in de gebruikersbelasting moet worden berekend. Het geschil spitst zich toe op de vraag op welk bedrag de woondelenvrijstelling van artikel 220e van de Gemeentewet dient te worden bepaald.

3.2.

Tussen partijen is in geschil of de gemeenschappelijke voorzieningen en gronden, zoals receptie/kantoor, zwembaden, werkplaats, materiaalberging, recreatieruimte en infrastructuur, als gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden zijn aan te merken, welke vraag belanghebbende bevestigend beantwoordt en de heffingsambtenaar ontkennend. Niet in geschil is dat de veertien (8-persoons) recreatiewoningen en de zes (6-persoons) recreatiewoningen, inclusief de direct daaraan toe te rekenen grond – naar het Hof begrijpt, door partijen bepaald op 500 m² per woning –, als zodanig kunnen worden aangemerkt (als geheel hierna te noemen de recreatiewoningen). De aan alle hiervoor genoemde gedeelten toe te kennen waarden zijn in geschil.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de heffingsambtenaar voor zover deze ziet op de aanslag in de gebruikersbelasting, en tot vermindering van die aanslag, waarbij de aanslag wordt berekend naar een heffingsmaatstaf van € 1.459.000 (€ 4.660.000 -/- € 2.850.000 (recreatiewoningen, incl. grond) -/- (afgerond) € 351.000 (gemeenschappelijke voorzieningen en gronden)).

3.4.

De heffingsambtenaar is van mening dat aan de recreatiewoningen een waarde van € 1.125.000 dient te worden toegekend, waarbij de aanslag wordt berekend naar een heffingsmaatstraf van € 3.535.000. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing