Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3857, 18/00001 en 18/00002
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3857, 18/00001 en 18/00002
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 30 april 2019
- Datum publicatie
- 10 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:3857
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:818
- Zaaknummer
- 18/00001 en 18/00002
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Navorderingsaanslag. Nieuw feit? Onderneming gestaakt?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 18/00001 en 18/00002
uitspraakdatum: 30 april 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 november 2017 nummers AWB 17/1649 en AWB 17/1650, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 aanslag in de IB/PVV opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is met ingang van 1 november 2010 ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel als eenmanszaak met de naam [A] . De activiteiten van de onderneming werden in het Handelsregister omschreven als management adviesbureau, gespecialiseerd in management support, interim-management en investmentmanagement. Belanghebbende had onder andere als opdrachtgever [B] BV.
Op 23 november 2012 heeft belanghebbende [C] BV (hierna: de BV) opgericht. De BV is vanaf haar oprichting voor 20% aandeelhouder in [B] BV.
Naar aanleiding van de oprichting van de BV heeft de betrokken notaris op 23 november 2012 in het Handelsregister laten registreren dat de onderneming van belanghebbende op die datum is overgedragen aan de BV. Het bedrijf van belanghebbende is vervolgens uitgeschreven.
In het bestand van de Belastingdienst is naar aanleiding van de uitschrijving uit het Handelsregister geregistreerd dat het ondernemerschap op 13 december 2012 is geëindigd. Voor de tijdvakken vanaf 2013 zijn geen aangiften omzetbelasting meer uitgereikt. Belanghebbende heeft sindsdien ook niet uit eigen beweging om uitreiking van een aangiftebiljet verzocht. In zijn aangiften omzetbelasting voor het jaar 2012 heeft belanghebbende een belaste omzet van € 177.849 aangegeven. De BV heeft voor het jaar 2013 voor de heffing van de omzetbelasting een belaste omzet van € 165.400 aangegeven.
Belanghebbende heeft op 1 mei 2014 aangifte in de IB/PVV gedaan voor het jaar 2012 van een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 85.540. In deze aangifte wordt (onder andere) winst uit onderneming aangegeven en worden ondernemersfaciliteiten geclaimd. In de aangifte zijn een balans en een verlies- en winstrekening opgenomen. De omzet bedraagt € 147.854 en de winst (voor aftrek ondernemersfaciliteiten) € 133.246. Het ondernemingsvermogen (bezittingen minus schulden) bedraagt ultimo 2012 € 27.853 negatief. De fiscale oudedagsreserve bedraagt € 11.882. De in het aangiftebiljet over staking van de onderneming opgenomen vragen (rubriek 640) heeft belanghebbende niet ingevuld. Met dagtekening 17 oktober 2014 is de aanslag overeenkomstig de aangifte vastgesteld.
Belanghebbende heeft op 27 juni 2014 aangifte in de IB/PVV gedaan voor het jaar 2013. Op 9 september 2014 is deze aangifte vervangen door een tweede, herziene, aangifte. Hierin is een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 98.901 vermeld. In de aangifte is van de BV ontvangen loon uit dienstbetrekking vermeld tot een bedrag van € 131.266. Als belastbare winst is een bedrag van € 8.087 opgenomen, zijnde het saldo van zelfstandigenaftrek, startersaftrek en MKB-winstvrijstelling. Op de balans zijn slechts het (ongewijzigde) negatieve eigen vermogen van € 27.853 en de oudedagsreserve van € 11.882 vermeld. De resultatenrekening vermeldt een omzet van nihil, kosten van nihil en een winst van nihil.
In september 2015 heeft de Inspecteur de aangifte IB/PVV 2013 in behandeling genomen. Naar aanleiding daarvan heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag moet worden opgelegd omdat de oudedagsreserve in dat jaar tot de winst moet worden gerekend en tevens dat voor het jaar 2013 een correctie op de aangifte moet worden aangebracht omdat geen recht bestaat op ondernemersfaciliteiten.
In de door belanghebbende ingediende aangiften IB/PVV voor de jaren 2014 en 2015 zijn geen winstgegevens opgenomen.
De Inspecteur heeft de navorderingsaanslag (2012) en de aanslag (2013) als volgt vastgesteld (in €).
2012 |
2013 |
|
Winst voor ondernemersaftrek |
133.803 |
0 |
Zelfstandigen- en startersaftrek |
-9.403 |
-9.403 |
MKB-winstvrijstelling |
-14.928 |
1.316 |
= Belastbare winst |
109.472 |
|
Loon |
0 |
131.266 |
Overige inkomensbestanddelen |
-23.932 |
-24.278 |
= Belastbaar inkomen uit werk en woning volgens aangifte |
85.540 |
98.901 |
Correcties: |
||
Vrijval oudedagsreserve (2012) / verval ondernemersaftrek (2013) |
11.882 |
9.403 |
Meer (2012) en verval (2013) MKB-winstvrijstelling |
-1.426 |
-1.316 |
Meer loon uit dienstbetrekking (2013) |
6.042 |
|
= Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning |
95.996 |
113.030 |
De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende voor beide jaren ongegrond verklaard.
3 Geschil
Voor het jaar 2012 is in geschil of de oudedagsreserve wegens staking van de onderneming tot de winst moet worden gerekend en of, als dat het geval is, recht bestaat op toepassing van de stakingsaftrek. Tevens is in geschil of de Inspecteur beschikt over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Voor het jaar 2013 is in geschil of belanghebbende recht heeft op de ondernemersfaciliteiten.