Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3910, 17/00757 en 17/00758 en 17/01130 tm 17/01136
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3910, 17/00757 en 17/00758 en 17/01130 tm 17/01136
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 mei 2019
- Datum publicatie
- 10 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:3910
- Zaaknummer
- 17/00757 en 17/00758 en 17/01130 tm 17/01136
Inhoudsindicatie
In geschil zijn meerdere belastingaanslagen OB en IB/PVV. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende voor 2010 niet de vereiste aangifte IB/PVV heeft gedaan. Voor de overige jaren beroept de Inspecteur zich op een informatiebeschikking die onherroepelijk vaststaat. Het Hof is van oordeel dat de in de informatiebeschikking geconstateerde gebreken nadien niet zodanig zijn hersteld dat de omkering en verzwaring van de bewijslast niet gerechtvaardigd zijn. De Inspecteur doet terecht een beroep op omkering en verzwaring van de bewijslast. Het Hof acht de door de Inspecteur gemaakte schattingen in de controle-rapporten van de niet aangegeven inkomsten en omzet niet onredelijk of willekeurig, maar houdt wel rekening met een aftrek vanwege inkoop- en overige kosten.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 17/00757, 17/00758 en 17/01130 tot en met 17/01136
uitspraakdatum: 7 mei 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van 13 juli 2017, nummers LEE 16/2085 en 16/2639, en van 25 oktober 2017, nummers LEE 16/1483 tot en met 16/1488 en 16/1667, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 16.863. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en is een vergrijpboete van 50% opgelegd.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 25.574. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een vergrijpboete van 50% opgelegd.
Aan belanghebbende zijn over de jaren 2010 tot en met 2012 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet 2010 (Zvw) opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente (jaren 2010 en 2011, voor zowel IB/PVV als Zvw) dan wel belastingrente (2012, voor zowel IB/PVV als Zvw) berekend en zijn vergrijpboeten (alle jaren, IB/PVV) opgelegd.
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV, een vergrijpboete en een beschikking belastingrente opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de onder 1.1. genoemde naheffingsaanslag en beschikkingen ongegrond verklaard.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard, de onder 1.2. genoemde naheffingsaanslag verminderd tot € 21.764 en de belastingrente en de vergrijpboete dienovereenkomstig verminderd.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de onder 1.3. genoemde belastingaanslagen en beschikkingen ongegrond verklaard.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard, de onder 1.4. genoemde aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.572 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.310 en de belastingrente en de vergrijpboete dienovereenkomstig verminderd.
Hangende de beroepsprocedure heeft de Inspecteur de vergrijpboeten ambtshalve verminderd tot nihil.
Belanghebbende is tegen de onder 1.5. tot en met 1.8. genoemde uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft een deel van de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur inzake de vergrijpboeten alsmede de vergrijpboeten vernietigd en de beroepen voor het overige ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft een dienstbetrekking bij een fietsenzaak.
Belanghebbende heeft per 1 april 2008 een eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel voor Noord Nederland. De activiteitomschrijving luidt als volgt: “Im- en export van tweedehands goederen en fietsen. Verkoop van verzamelaars MTB en racefietsen. Renovatie van MTB en racefietsen. Verkoop van onderdelen van fietsen. Huur, verhuur, koop en verkoop van vakantie- en tweede woonhuizen in binnen- en buitenland”.
Belanghebbende is sinds 2008 geregistreerd als ondernemer voor de omzetbelasting.
De Inspecteur heeft bij belanghebbende twee boekenonderzoeken uitgevoerd, een op 22 oktober 2008 en een op 16 maart 2009. Van beide boekenonderzoeken is een rapport opgemaakt. In het rapport van het eerste boekenonderzoek, dat betrekking had op de omzetbelasting voor het tweede kwartaal 2008 maar waarin ook een aantal algemene aspecten, zoals ondernemerschap en administratieve verplichtingen, aan de orde is gekomen, is belanghebbende gewezen op de administratieve verplichtingen. In het rapport van het tweede boekenonderzoek, dat betrekking had op de omzetbelasting voor het vierde kwartaal 2008, is vermeld dat er onverklaarbare kasstortingen zijn en is een aantal correcties opgenomen.
In de ingediende aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2013 zijn geen inkomsten opgenomen met betrekking tot de eenmanszaak. De aanslagen zijn conform de aangiften opgelegd.
De Inspecteur is op 21 oktober 2014 een nieuw boekenonderzoek gestart inzake de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2013 en de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 juli 2014. Het onderzoek is gaandeweg uitgebreid met het jaar 2010 en de overige maanden van 2014.
De Inspecteur heeft een informatiebeschikking afgegeven met dagtekening 6 januari 2015. Deze beschikking vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende (de afkorting AWR staat voor Algemene wet inzake rijksbelastingen):
“In het kader van het boekenonderzoek bij u betreffende de aangiften:
- inkomstenbelasting over de jaren 2011 tot en met 2013;
- omzetbelasting over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014;
is gebleken dat u zich op onderdelen niet gehouden hebt aan de administratieplicht. (…)
Ik ben van mening dat uw administratie op de volgende punten niet aan wettelijke normen voldoet:
- In de gecontroleerde jaren 2011 tot en met 2013 zijn er geen balansen, verlies en winst, of grootboekrekeningen opgemaakt;
- De op de in aangifte in aftrek gebrachte voorbelasting is gebaseerd op bedragen die op lijstjes staan opgesomd. Deze lijsten bevatten alleen bedragen. Er is geen omschrijving bij vermeld, geen boeknummer, zonder verwijzing naar een bankboek, kasboek etc. Er is verder geen boekhouding gevoerd;
- De bedragen zijn afgeleid van bonnetjes die overwegend contant betaald zijn. Er is echter geen kasboek bijgehouden!
Naast het feit dat er geen boekhouding is gevoerd, is er geen kasboek opgemaakt. De zakelijkheid van kosten kan niet worden aangetoond. De boekhouding voldoet niet aan de eisen van AWR is bovendien niet binnen een redelijke termijn controleerbaar.”
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking. Tegen de uitspraak op bezwaar met dagtekening 5 juni 2015 is geen beroep ingesteld.
In het rapport van het boekenonderzoek met dagtekening 2 december 2015 is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“2.3 Administratie
De adviseur verzorgt de dagelijkse administratie. De administratie bestaat uit bonnetjes, inkoopfacturen, bankafschriften en lijstjes waarop de bedragen van de betaalde omzetbelasting op staan vermeld. Aan de hand van deze lijstjes (met enkel bedragen) worden de aangiften omzetbelasting door de adviseur opgemaakt. De aangiften inkomstenbelasting worden tevens verzorgd door de adviseur.
(…)
Kas
Door de adviseur is het kasverkeer geregistreerd, maar deze bevat veel onjuistheden:
- Veel uitgaven die voorkomen in de bescheiden die als administratie zijn overgelegd, zijn per kas betaald. De uitgaven hebben bijna uitsluitend betrekking op brandstofkosten. Belanghebbende heeft niet duidelijk gemaakt voor welke zakelijke doeleinden hij met de auto heeft gereden;
- Het kasgeld is volgens de registratie in de onderhavige jaren uitsluitend aangevuld met stortingen vanuit privé. Er zijn slechts een aantal stortingen die corresponderen met bankopnamen die voorkomen op de dagafschriften van de bankrekening. Er zijn veelal onverklaarbare privé-stortingen, die niet kunnen worden afgeleid van verstrekte bankafschriften;
- Er zijn stortingen in de kas vermeld, welke echter niet in de kas zijn gestort, maar op de bankrekening. Zo is er bijvoorbeeld op 7 mei 2012 is een bedrag van € 6.000 op de bank gestort. In de registratie van het kasverkeer is op dezelfde datum voor een even groot bedrag een storting in de kas verwerkt;
- Het kasboek vermeldt contante betalingen, maar door mij zijn meerdere contante betalingen geconstateerd die niet zijn opgenomen in het kasboek;
- Zonder de bovenvermelde stortingen zijn er negatieve kas saldi;
- Er is geen kladkasboek bijgehouden waarin op de dag dat een ontvangst of uitgave plaatsvond dit werd vastgelegd. De registratie die is overgelegd, is achteraf opgesteld;
- Er heeft geen kascontrole plaatsgevonden.
3.2.1.1 Onverklaarbare kasstortingen
De volgende stortingen in de kas zijn niet afkomstig van de bankrekening:
2011 2012 2013
1-1-2011 € 10.000,00 7-5-2012 € 10.000,00 12-2-2013 € 3.000,00
7-5-2012 € 5.000,00 10-9-2013 € 2.000,00
De adviseur heeft verklaard dat deze stortingen afkomstig zijn van de vriendin van belastingplichtige. De adviseur is gevraagd deze stelling door middel van bewijsstukken te staven. Hieraan heeft hij echter geen gevolg gegeven. Onduidelijk is waar de ontvangsten betrekking op hebben. Ik merk dit aan als omzet verkregen uit de verkoop van fietsen.
(…)
3.2.1.2 Negatieve kas
In het kasboek komen bankstortingen voor (omschrijving “van bank in kas”), terwijl het volgens het bankafschrift een storting op de bank betrof:
- 14 januari 2014 € 2.000
- 20 januari 2014 € 1.000
- 31 januari 2014 € 1.000
(…)
Bank
3.2.2.1 Onverklaarbare bankstortingen
Volgens de dagafschriften van de bankrekening (…) zijn de volgende bedragen contant op de bank gestort, terwijl tegenover deze bedragen geen omzet in de overgelegde bescheiden is aangegeven:
2010 2011 2012 2013
(…)
€ 8.980 € 1.600 € 12.990 € 7.400
Zoals bij de stortingen vermeld onder punt 3.2.1.1. eveneens het geval was, heeft de adviseur verklaard dat deze stortingen afkomstig zijn van de vriendin van belastingplichtige. De adviseur is gevraagd deze stelling door middel van bewijsstukken te staven. Hieraan heeft hij echter geen gevolg gegeven. Onduidelijk is waar de ontvangsten betrekking op hebben. Ik merk dit aan als omzet verkregen uit de verkoop van fietsen.
(…)
Ondernemersfaciliteiten
Aangezien belastingplichtige door mij is aangemerkt als ondernemer heeft hij recht op de ondernemersfaciliteiten.
Zelfstandigenaftrek
Om in aanmerking te komen voor zelfstandigenaftrek dient te worden voldaan aan het urencriterium. Er is geen urenregistratie overgelegd, waaruit blijkt dat er voldaan wordt aan dit urencriterium (1225 uur op jaarbasis). Het is niet aangetoond dat belastingplichtige recht heeft op zelfstandigenaftrek. De zelfstandigenaftrek wordt om deze reden niet toegekend.
MKB winstvrijstelling
Wel bestaat er recht op aftrek van de MKB-winstvrijstelling. De MKB-winstvrijstelling wordt berekend over het bedrag van de winst uit onderneming (het eindbedrag verminderd met het bedrag van de ondernemersaftrek)
(…)
Winstcorrectie
Jaren 2010 2011 2012 2013 2014
Correctie punt 3.2.1.1 € 8.403 € 12.605 € 4.132
Correctie punt 3.2.1.2 € 2.874
Correctie punt 3.2.2.1 € 7.546 € 1.345 € 10.895 € 6.116 € 0
Correctie punt 3.2.2.2 € 28.471
Correctie punt 3.3.3.1 € 906 € 1.170 € 2.820 € 1.345 € 4.388
Totaal correcties € 6.640 € 8.578 € 20.680 € 8.813 € 26.957
Belastbare winst volgens aangifte € 0 € 0 € 0 € 0 € 0
Gecorrigeerde belastbare winst € 6.640 € 8.578 € 20.680 € 8.813 € 26.957
Box 3
Panden
Belastingplichtige had vanaf 7 januari 2008 de beschikking over een loods aan de [a-straat] 24, [A] . Deze werd verhuurd (vrijgesteld van omzetbelasting), maar is verkocht op juni 2011 voor € 29.104 (exclusief omzetbelasting).
Belastingplichtige heeft uit de opbrengst van de loods 2 vakantiewoningen in Duitsland (Sauerland en Beieren) aangekocht. Een woning in 2011 en een woning begin 2013. Voor de aankoop van de woning in het jaar 2013 is volgens aantekeningen in de administratie € 10.000 betaald. De formele overdracht van deze woningen is volgens de adviseur nog niet rond. Eén van deze woningen staat nog op naam van de vorige eigenaar en de andere op naam van de heet [B] (de zoon van de adviseur, de heer [C] ). Er wordt hier echter wel door belastingplichtige huur uit ontvangen. De huurontvangsten worden verkregen via de heer [C] , die hierbij als tussenpersoon fungeert. Ik merk deze panden aan als een bezitting in box 3.
Belastingplichtige heeft in het jaar 2011 een woning gekocht in Hongarije. Volgens aantekeningen in de administratie bedroeg het aankoopbedrag € 8.900. De aankoop is evenals de hierboven vermelde aankoop bekostigd uit de verkoop van de loods. De huurontvangsten hieruit worden verkregen via de heer [C] die hierbij als tussenpersoon fungeert.
Belastingplichtige had 2 bungalows gelegen aan de [b-straat] 14 te [D] in zijn bezit. Deze waren gekocht in het jaar 2010, elk voor € 12.500. Beide bungalows werden middels tussenkomst van [E] verhuurd. De bungalows (nummer 82 en 63) zijn op 1 november 2011 aan [E] verkocht voor € 21.871.
In het jaar 2011 is tevens een huisje, gelegen aan een bungalowpark in de Ardennen te België ( [F] ), gekocht voor € 20.000. De aankoop is bekostigd uit de opbrengst van de hierboven vermelde bungalows. De huuropbrengsten worden in het jaar 2012 verkregen via de echtgenote van de heer [C] , mevrouw [G] , en in het jaar 2013 via de heer [C] .
Van bovengenoemde panden zijn echter geen bedragen opgenomen in Box 3.
Waarde panden box 3 Jaar 2010 Jaar 2011 Jaar 2012 Jaar 2013 Jaar 2014
(…)
Loods [a-straat] 24 € 29.000 € 29.000
Vakantiewoning Sauerland € 10.000 € 10.000 € 10.000
Vakantiewoning Beieren € 10.000 € 10.000
Woning Hongarije € 8.900 € 8.900 € 8.900
[b-straat] 14, [D] nr 82 € 12.500
[b-straat] 14, [D] nr 163 € 12.500
[F] , Ardennen € 20.000 € 20.000 €20.000
(…)
Correctie voordeel uit
sparen en beleggen € 360 € 1.426 € 845 € 1.311 € 1.311
(…)
Verschuldigde omzetbelasting
Onverklaarbare kasstortingen
Zie onderdeel 3.2.1.1 in dit rapport voor een nadere omschrijving. Onduidelijk is waar de ontvangsten betrekking op hebben. Ik merk dit aan als omzet verkregen uit verkoop van fietsen.
De verschuldigde omzetbelasting in het jaar 2011 bedraagt € 1.597.
De verschuldigde omzetbelasting in het jaar 2012 bedraagt € 2.395.
De verschuldigde omzetbelasting in het jaar 2013 bedraagt € 868.
Negatieve kas
Zie onderdeel 3.2.1.2 in dit rapport voor een nadere omschrijving. In het kasboek zijn ten onrechte stortingen vermeld (werden op de bank gestort in plaats van in de kas). Zonder deze stortingen is er een negatieve kas van € 3.478.
De verschuldigde omzetbelasting in het jaar 2014 bedraagt € 604.
Onverklaarbare bankstortingen
Zie onderdeel 3.2.2.1 in dit rapport voor een nadere omschrijving. Onduidelijk is waar de ontvangsten betrekking op hebben. Ik merk dit aan als omzet verkregen uit verkoop van fietsen.
De verschuldigde omzetbelasting in het jaar 2010 bedraagt € 1.434.
De verschuldigde omzetbelasting in het jaar 2011 bedraagt € 255.
De verschuldigde omzetbelasting in het jaar 2012 bedraagt € 2.095.
De verschuldigde omzetbelasting in het jaar 2013 bedraagt € 1.284.
Ontvangsten Pay Pall
Zie onderdeel 3.2.2.2 in dit rapport voor een nadere omschrijving. In de omschrijvingen op de pay pall afschriften wordt een aantal malen Great American Bicycles vermeld, Bike racing Store, Cycles Pro Lallement etc. vermeld. Dit bevestigd dat er fietsen of onderdelen hiervan zijn ingekocht en met winst zijn doorverkocht.
De verschuldigde omzetbelasting in het jaar 2014 bedraagt € 5.979.
Voorbelasting
Bonnetjes bouwmarkten
De voorbelasting bestaat uit bedragen betaald op bonnetjes. Bij alleen een kassabon is tot en met 1 januari 2013, aftrek niet mogelijk. Bij aankoop bij een bouwmarkt is voorbelasting alleen aftrekbaar als daar een afzonderlijke bon voor was opgemaakt. Sinds 1 januari 2013 wel mogelijk indien maximaal € 100 inclusief btw de factuurdatum, naam en adresgegevens leverancier, omschrijving goederen en diensten evenals de btw staat vermeld. Bij contante betaling is kasboek verplicht. Bij bankbetalingen aftrekbaar indien betaald vanaf zakelijke bankrekening.
Brandstofbonnetjes
Hiervoor golden in het verleden niet de factuurvereisten, indien kon worden aangetoond dat deze vanaf een zakelijke rekening waren betaald. Vanaf 1 januari 2013 geldt echter dat aftrek alleen kan bij een volledige factuur of betaling met zakelijke pas of een brandstofpas op naam van de onderneming.
Lijsten
Zoals bij punt 2.4 vermeld zijn de aangiften omzetbelasting ingevuld aan de hand van lijsten waarop de betaalde bedragen staan vermeld (handgeschreven door de heer [C] ). Deze lijstjes zijn echter onvoldoende bewijs om het recht op aftrek voorbelasting aan te kunnen tonen.
Belastingplichtige is er vaker op gewezen dat de bijgehouden lijstjes van btw bedragen onvoldoende is om het recht op aftrek van voorbelasting aan te kunnen tonen. De lijstjes met bedragen aan verschuldigde btw en bedragen aan voorbelasting worden door mij niet geaccepteerd als een controleerbare administratie.
Het recht op aftrek van voorbelasting dient aan de hand van een, binnen een redelijke termijn te controleren, administratie en de daarbij behorende facturen te worden aangetoond. Door belastingplichtige is wel een klapper met inkoop/kostenfacturen aan mij ter beschikking gesteld maar geen samengestelde administratie. Uit de bonnen blijkt niet in hoeverre er sprake is van zakelijke kosten. Er zijn geen grootboekrekeningen bijgehouden, geen balans, geen verlies- en winstrekening, evenals geen afloopcontrole etc.
Er bestaat alleen recht op aftrek van voorbelasting voor de btw die op een op voorgeschreven wijze opgemaakte factuur in rekening is gebracht. Daarbij moet het gaan om zakelijke inkopen/kosten (die gebruikt worden voor de omzetbelasting belaste prestaties} en dient aannemelijk te zijn dat de nota's betaald zijn of zullen worden.
Dit houdt in dat er geen recht bestaat op aftrek van voorbelasting van de btw op de door belastingplichtige overgelegde bonnen van lkea, tankstations en bouwmarkten; dit zijn immers geen facturen die aan de eisen voldoen. Op de facturen van Bouwmaat bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting; dit omdat de zakelijkheid van de kosten niet wordt aangetoond.
Omzetbelasting betaald voor in privé gehouden woningen is niet aftrekbaar (voor de verbouwing van het huis aan de [c-straat] te [Z] zijn er ten onrechte diverse bedragen omzetbelasting in aftrek genomen).
Behoudens de omzetbelasting voor verkoop stripboeken en een bedrag ad € 84 in het 48 kwartaal van het jaar 2014 is er geen verschuldigde omzet aangegeven in de jaren 2012 tot en met 2014. In het jaar 2011 is wel belaste omzet aangegeven, maar dan alleen ter zake van het huisje te [D] ( [E] Roekenbosch}, in totaal € 412, terwijl de voorbelasting € 8.116 bedroeg. Onduidelijk is waar deze betrekking op heeft.
Conclusie: op grond van bovenstaande kan de in aftrek gebrachte voorbelasting niet worden toegelaten. Desondanks wordt voor leder jaar € 500 in aftrek toegelaten (als veronderstelde kosten inkoop voor flets (onderdelen)). Het meerdere In aftrek genomen bedrag wordt gecorrigeerd. De correcties zijn dan als volgt:
- Jaar 2010 € 6.461 - € 500 is € 5.961.
- Jaar 2011 € 8.116 - € 500 is € 7.616
- Jaar 2012 € 1.659 - € 500 is € 1.159.
- Jaar 2013 € 5.650 - € 500 is € 5.150
- Jaar 2014 € 6.540 - € 500 is € 6.040.
Kosten eigen woning
In het jaar 2010 is bij de aftrek eigen woning € 544 aan gemeentelijke belastingen en € 1.738 verzekering in aftrek gebracht. Dit is niet juist.
De correctie in het jaar 2010 bedraagt € 2.282.
[c-straat] 101, [Z]
Op 28 maart 2013 is een woning gekocht gelegen aan de [c-straat] 101, [Z] . Aan dit huis zijn diverse verbouwingswerkzaamheden geweest, waaronder het realiseren van een dak, metselwerk etc. Het pand is nog in de verbouw met de intentie dit te verhuren of te verkopen, maar volgens de informatie van de adviseur wordt het niet uitgesloten dat belastingplichtige dit zelf gaat bewonen. De koopsom van de woning bedroeg € 80.000. Voor deze woning is een hypotheek afgesloten.
De kosten van de notaris en de hypotheek worden in de jaren 2013 en 2014 is aftrek genomen. Om voor aftrek in aanmerking te komen schrijft de wet voor dat het de intentie moet zijn om binnen 3 jaar na het jaar van aankoop zelf in de nieuwe woning te gaan wonen. Gelet op de toelichting van de adviseur is dit niet het geval (sluit niet uit dat...) Volgens mijn informatie staat de oude woning niet te koop. Het is objectief gezien niet aannemelijk dat de woning is aangeschaft met de intentie deze zelf te gaan bewonen.
De correctie bedraagt in het jaar 2013 € 6.569 (inclusief kosten notaris)
(…)”
Belanghebbende heeft op 28 maart 2013 een woon-winkelpand gekocht aan de [c-straat] 101 te [Z] . Aan dit pand zijn diverse verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd. Belanghebbende is op 7 december 2015 in deze woning gaan samenwonen met [H] (hierna: [H] ).
Tot de stukken van het geding behoort een niet gedateerd stuk met de aanhef “Overzicht leningen aan [I] te [J] van [K] te [L] ” (overzicht leningen). Dit overzicht is op 3 februari 2016 bij de Inspecteur binnengekomen en vermeldt onder andere het volgende:
“Kleine leningen/schenkingen tot 1 jan 2010 10000,- Euro’s
(…)
Saldo 1/1-2011 21780,- Euro
(…)
Saldo 1/1-2012 28280,- Euro
(…)
1/1-2013 Saldo 41020,-
(…)
1/1 2014 Saldo 44720,- Euro’s”
[H] heeft het overzicht voor akkoord getekend.
Belanghebbende heeft tussen 3 februari en 11 maart 2016 diverse reacties naar de Inspecteur gestuurd met onder andere jaarrekeningen. In deze jaarrekeningen is de winst uit onderneming door belanghebbende als volgt berekend:
Jaar 2010 2011 2012 2013
Verkopen 2.248 378 4.713 2.036
Inkopen 1.543 134 2.906 1.307
Bruto winst 705 244 1.807 729
Afschrijving 2.426 4.851 4.851 2.864
Huisvestingskosten - 161 24 491
Autokosten 2.455 5.759 4.949 4.618
Verkoopkosten(telefoon) 979 680 640 990
Overige kosten(o.a. bouwkosten) 5.089 2.969 3.686 4.388
Financiële lasten 161 189 108 2.608
Bijzondere last, boekverlies auto - - - 3.152
Resultaat uit onderneming -10.405 -14.365 -12.451 -18.382
3 Geschil
In geschil is of de belastingaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Het geschil is beperkt tot de onder 1. genoemde belastingaanslagen en beschikkingen heffingsrente en belastingrente. Dit betekent dat de overige door belanghebbende in de stukken genoemde belastingaanslagen en beschikkingen, zoals de aanslag Zvw 2013, belastingaanslagen voor latere jaren en de vraag of belanghebbende recht heeft op verliesverrekening (carry back), niet in deze uitspraak behandeld worden.
Ter zitting van het Hof is komen vast te staan dat tussen partijen niet of niet langer in geschil is dat:
- -
-
belanghebbende ondernemer is voor de IB/PVV en de omzetbelasting;
- -
-
de correctie van de aftrekbare kosten eigen woning inzake de IB/PVV over het jaar 2010 juist is;
- -
-
de correctie van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box 3) inzake de IB/PVV over de jaren 2010 en 2011 juist is;
- -
-
de belastbare inkomsten uit eigen woning inzake de IB/PVV voor het jaar 2013 € 14.784 (€ 14.561 + € 223) negatief dienen te bedragen;
- -
-
het belastbare inkomen in box 3 inzake de IB/PVV over de jaren 2012 en 2013 nihil dient te bedragen;
- -
-
op de leveringen van fietsen aan in Duitsland wonende afnemers in 2014 voor de omzetbelasting niet het nultarief kon worden toegepast (totale omzet: € 12.500).
De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de omzetcorrectie voor de IB/PVV over het jaar 2010 met 50% dient te worden verminderd wegens in aanmerking te nemen inkoopkosten en overige kosten.