Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4324, 18/00570
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4324, 18/00570
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 mei 2019
- Datum publicatie
- 24 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:4324
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1953
- Zaaknummer
- 18/00570
Inhoudsindicatie
Geen uitspraak op bezwaar. Beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 18/00570
uitspraakdatum: 21 mei 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 juni 2018, nummer LEE 17/2234, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag in de watersysteemheffing ter zake van gebouwde onroerende zaken voor het jaar 2017 opgelegd.
Belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt.
Belanghebbende heeft tegen de brief van de heffingsambtenaar van 2 juni 2017 beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [a-straat] 1040 te [Z] (hierna: de onroerende zaak). De heffingsambtenaar van de gemeente Het Bildt heeft bij beschikking de waarde van de onroerende zaak voor het kalenderjaar 2017 ingevolge de Wet Waardering onroerende zaken vastgesteld op € 93.000 (hierna: de WOZ-beschikking). Belanghebbende heeft tegen de WOZ-beschikking bezwaar gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft de aanslag in de watersysteemheffing namens het Wetterskip Fryslân vastgesteld met als heffingsmaatstaf de in de WOZ-beschikking vastgestelde waarde voor het jaar 2017.
Belanghebbende heeft op 2 april 2017 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke toepassing door de heffingsambtenaar van de WOZ-beschikking bij de berekening van de aanslag. Belanghebbende verzoekt de heffingsambtenaar om samen met het Wetterskip Fryslân te bevorderen dat de gemeente Waadhoeke (rechtsopvolger van gemeente Het Bildt) de in de WOZ-beschikking genoemde waarde herberekent, omdat de heffingsambtenaar van die gemeente een onjuiste waarde heeft vastgesteld. Bij het bezwaar heeft belanghebbende het bezwaarschrift gevoegd dat hij bij de heffingsambtenaar van de gemeente Het Bildt heeft ingediend tegen de WOZ-beschikking.
In de brief van 2 juni 2017 heeft de heffingsambtenaar geschreven
“U geeft aan dat u het niet eens bent met de WOZ-waarde op de aanslag, zoals door de gemeente is vastgesteld voor het pand [a-straat] 1040 te [Z] .
Hefpunt [Hof: naam in 2018 gewijzigd in Noordelijk belastingkantoor] is verplicht om de WOZ-waarde van de gemeente over te nemen. Dit is wettelijk geregeld.
U kunt bij uw gemeente bezwaar maken tegen de hoogte van de WOZ-waarde. U geeft aan dat ook al te hebben gedaan.
Als de gemeente deze waarde wijzigt, dan krijgen we daarvan bericht van de gemeente.
Daarna sturen we een schriftelijk besluit met verrekening.”
Belanghebbende heeft hierop in zijn brief van 4 juni 2017 gereageerd met de vraag aan de heffingsambtenaar of de heffingsambtenaar met zijn brief van 2 juni 2017 wel of geen uitspraak op bezwaar heeft gedaan.
In zijn brief van 12 juni 2017 reageert de heffingsambtenaar op een brief van belanghebbende van 27 mei 2017, waarin belanghebbende verzoekt om een ontvangstbevestiging van zijn bezwaarschrift. De heffingsambtenaar heeft aangegeven dat hij het bezwaar heeft ontvangen en heeft vervolgens opgemerkt:
“Op 2 juni 2017 is het bezwaar meteen behandeld. Een kopie van het besluit is bijgevoegd.”
In het mailbericht van de heffingsambtenaar van 14 juni 2017 aan belanghebbende heeft de heffingsambtenaar als volgt gereageerd op de brief van belanghebbende van 4 juni 2017:
“We hebben met onze brieven van 2 juni 2017 niet bedoeld om de zaak als afgedaan te beschouwen, en dus ook niet bedoeld als een besluit op bezwaar.
We hebben het in principe bedoeld als kennisgeving met informatie over de verdere gang van zaken, en in feite aanhouding van het bezwaar tot er duidelijkheid is na bezwaar en/of (hoger)beroep over de waarde c.q. herziene waarde.”
Belanghebbende is bij brief van 15 juni 2017, ingekomen op 19 juni 2017, in beroep gekomen, omdat hij van mening is dat de brief van 2 juni 2017 een uitspraak op het bezwaar bevat en hij het mailbericht van 14 juni 2017 van de heffingsambtenaar beschouwt als een schriftelijke weigering een besluit te nemen in de zin van art. 6:2, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Geschil
In geschil is of de Rechtbank belanghebbendes beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en of de heffingsambtenaar terecht een beroep heeft gedaan op de artikel 131 van de Waterschapswet. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de heffingsambtenaar beantwoordt deze bevestigend.