Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4331, 17/00948

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4331, 17/00948

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 mei 2019
Datum publicatie
24 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:4331
Formele relaties
Zaaknummer
17/00948

Inhoudsindicatie

Voor de zitting ingediend nader stuk van de gemachtigde wordt niet aangemerkt als pleitnota omdat de gemachtigde niet ter zitting is verschenen.

BPM: Het in de bezwaarfase genomen besluit om aan belanghebbende een forfaitaire proceskostenvergoeding toe te kennen en geen werkelijke proceskostenvergoeding is geen bezwarend besluit in de van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU. Het is niet vereist dat er een hoorgesprek plaatsvindt. Van het horen kon worden afgezien omdat de Inspecteur de opgelegde naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente heeft vernietigd.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 17/00948

uitspraakdatum: 21 mei 2019

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 14 september 2017, nummer LEE 17/320, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd en bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking vernietigd en aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 246.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2019. Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen mr. [A] .

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 15 oktober 2014 aangifte bpm gedaan voor een gebruikte personenauto van het merk Volkswagen, type Scirocco. Belanghebbende heeft met behulp van een taxatierapport de verschuldigde bpm berekend op € 1.192. Belanghebbende heeft de bpm op 28 oktober 2014 voldaan.

2.2.

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 16 december 2015 in kennis gesteld van zijn voornemen om hem met betrekking tot de in 2.1 bedoelde aangifte en voldoening een naheffingsaanslag bpm op te leggen ten bedrage van € 1.620. In die brief heeft de Inspecteur belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Bij brief van 28 december 2015 heeft belanghebbende de Inspecteur onder meer bericht een en ander graag mondeling te willen toelichten. Vervolgens heeft belanghebbende, bij brief van 6 januari 2016, de Inspecteur bericht alsnog af te zien van de mogelijkheid tot het horen.

2.3.

Met dagtekening 24 februari 2016 is de onderhavige naheffingsaanslag ten bedrage van € 1.620 aan belanghebbende opgelegd. Daarbij is hem € 72 aan belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft het totaalbedrag van € 1.692 niet betaald omdat daarvoor uitstel van betaling is verleend door de Belastingdienst.

2.4.

Belanghebbende heeft op 10 maart 2017 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de belastingrente. In het bezwaarschrift is door belanghebbende verzocht om te worden gehoord en om vergoeding van de werkelijke proceskosten.

2.5.

De Inspecteur heeft, zonder belanghebbende te horen, op 11 januari 2017 uitspraak op bezwaar gedaan. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag verminderd tot nihil. Met betrekking tot de beschikking inzake de belastingrente is niet expliciet een beslissing genomen door de Inspecteur. Het verzoek tot vergoeding van de werkelijke proceskosten is afgewezen door de Inspecteur. Aan belanghebbende is een forfaitaire proceskostenvergoeding toegekend van € 246.

2.6.

Met dagtekening 6 juni 2017 is aan (de gemachtigde van) belanghebbende een ‘kennisgeving vermindering naheffingsaanslag BPM naar aanleiding van de uitspraak op bezwaar d.d. 11 januari 2017’ gestuurd. Daarin is medegedeeld dat de naheffingsaanslag en de belastingrente is verminderd en dat de belasting en belastingrente nihil bedragen.

2.7.

De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

3 Geschil

Tussen partijen is in geschil of: (i) de Inspecteur heeft verzuimd uitspraak op bezwaar met betrekking tot de beschikking inzake de belastingrente te doen, (ii) de hoorplicht is geschonden door de Inspecteur, (iii) belanghebbende recht heeft op vergoeding van rente over het griffierecht en (iv) of belanghebbende recht heeft op vergoeding van de werkelijke proceskosten en op vergoeding van wettelijke rente.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing