Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4534, 18/00548
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4534, 18/00548
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 mei 2019
- Datum publicatie
- 7 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:4534
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:348
- Zaaknummer
- 18/00548
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Verliesverrekening.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00548
uitspraakdatum: 28 mei 2019
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 mei 2018, nummer AWB 17/6707, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen [hierna: aanslag IB/PVV] opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.161.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen die aanslag ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft onder de naam [A] een eenmanszaak gedreven. De activiteiten van de eenmanszaak bestonden uit de in- en verkoop van tweedehands meubelen en inboedel. Op 19 mei 2009 is de eenmanszaak gefailleerd. De curator heeft de aanwezige voorraad verkocht. In 2010 is het faillissement opgeheven.
In de jaren 2008 en 2009 is namens de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de Inspecteur de belastbare inkomens uit werk en woning van belanghebbende voor de jaren 2007 en 2008 vastgesteld op respectievelijk € 35.000 en € 25.000. Na bezwaar is het belastbare inkomen uit werk en woning voor het jaar 2007 nader vastgesteld op -/- € 4.398 (welk verlies is verrekend met het inkomen van het jaar 2004), en voor het jaar 2008 op nihil. Voor de jaren 2009 en 2010 heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning overeenkomstig de ingediende aangiften vastgesteld op € 2.253 (2009) en € 4.057 (2010).
Bij brief van 21 juli 2016 heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht alsnog bij beschikkingen verliezen voor de jaren 2008 (€ 12.000), 2009 (€ 40.000) en 2010 (€ 14.600) vast te stellen. Bij brief van 3 augustus 2016 heeft de Inspecteur dit verzoek afgewezen omdat het niet is ingediend binnen vijf jaar na afloop van de betreffende belastingjaren. Tegen deze beslissing heeft belanghebbende geen bezwaar gemaakt of beroep ingesteld.
Met dagtekening 2 mei 2017 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 overeenkomstig de ingediende aangifte vastgesteld op een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.161. In bezwaar heeft belanghebbende gesteld dat hij aanspraak kan maken op verrekening van in de jaren 2008 tot en met 2010 geleden verliezen. De Inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3 Geschil
In geschil is of het door de Inspecteur vastgestelde inkomen uit werk en woning van het jaar 2015 moet worden verminderd met door de belanghebbende gestelde verliezen uit de jaren 2008 tot en met 2010.
Belanghebbende stelt dat de curator de voorraad onder de marktwaarde heeft verkocht, waardoor hij een aanzienlijk verlies heeft geleden waar nog geen rekening mee is gehouden.
De Inspecteur neemt het standpunt in dat van verliesverrekening geen sprake kan zijn omdat de door belanghebbende gestelde verliezen niet bij beschikking zijn vastgesteld. Daarnaast stelt de Inspecteur dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de door hem gestelde verliezen daadwerkelijk heeft geleden.