Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4535, 18/00658

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4535, 18/00658

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 mei 2019
Datum publicatie
7 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:4535
Formele relaties
Zaaknummer
18/00658

Inhoudsindicatie

OB. Aftrek van voorbelasting. Vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00658

uitspraakdatum: 28 mei 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 juni 2018, nummer AWB 17/5848, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Enschede (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 10.178. Bij beschikking is € 1.461 belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende drijft met ingang van 1 februari 2011 een eenmanszaak onder de naam ‘ [A] ’. Belanghebbende heeft de zaak overgenomen van haar dochter.

2.2.

Belanghebbende heeft in de aangiften voor het jaar 2012 in totaal een bedrag aan voorbelasting in aftrek gebracht van € 4.012 en in de aangiften voor het jaar 2013 in totaal een bedrag van € 6.166.

2.3.

Bij brief van 18 april 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende een aantal vragen gesteld over de ingediende aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2011.

2.4.

Belanghebbende heeft bij brief van 9 mei 2014 gereageerd op de onder 2.3. genoemde brief.

2.5.

Op 27 mei 2014 heeft [B] (hierna: [B] ) namens de Inspecteur telefonisch contact opgenomen met de echtgenoot van belanghebbende en onder meer gevraagd om informatie over de bedragen aan voorbelasting. Hierop is niet gereageerd.

2.6.

De controlerend ambtenaar heeft op 28 juli 2015 contact opgenomen met de echtgenoot om een afspraak te maken voor een boekenonderzoek. Uit de logboekaantekeningen van de controlerend ambtenaar kan worden afgeleid dat in de periode tussen 28 juli 2015 en 27 oktober 2016 diverse telefoongesprekken hebben plaatsgevonden.

2.7.

De controlerend ambtenaar heeft bij brieven van 18 juli 2016 en 7 november 2016 medegedeeld dat een boekenonderzoek zal plaatsvinden, waarbij onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015 zal worden onderzocht. De controlerend ambtenaar heeft belanghebbende verzocht de gehele administratie op het in de brief genoemde controleadres ter inzage te geven. Tussen partijen is niet in geschil dat de brief van 18 juli 2016 belanghebbende niet heeft bereikt.

2.8.

Belanghebbende heeft de Inspecteur bij brief van 17 november 2016 onder meer medegedeeld dat zij van mening is dat de Inspecteur geen recht meer heeft het boekenonderzoek uit te voeren.

3 Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de Inspecteur zijn recht een controle in te stellen heeft verwerkt en of in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat de aangiften omzetbelasting akkoord waren.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing