Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4536, 18/00865 t/m 18/00871

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4536, 18/00865 t/m 18/00871

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 mei 2019
Datum publicatie
7 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:4536
Formele relaties
Zaaknummer
18/00865 t/m 18/00871

Inhoudsindicatie

OB. Ontvankelijkheid bezwaar.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 18/00865 tot en met 18/00871

uitspraakdatum: 28 mei 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 augustus 2018, nummers AWB 17/4722 tot en met 17/4727 en 17/4730, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft voor het tweede tot en met het vierde kwartaal van 2013 en het eerste tot en met het vierde kwartaal van 2014 omzetbelasting op aangifte voldaan.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de bezwaren ontvankelijk verklaard en belanghebbende teruggaaf verleend van de op aangifte betaalde omzetbelasting. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur gelast het griffierecht en de proceskosten (€ 33,88) te vergoeden.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is werkzaam als zelfstandig voetreflexzonetherapeut.

2.2.

Met ingang van 1 januari 2013 zijn de diensten van beoefenaren van een niet in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg geregeld (para)medisch beroep van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet op de omzetbelasting 1968 uitgezonderd. Belanghebbende heeft met ingang van het eerste kwartaal van 2013 omzetbelasting op aangifte voldaan.

2.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte voor het eerste kwartaal 2013.

2.4.

Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:744 volgt dat de vrijstelling wel van toepassing is op de diensten van belanghebbende.

2.5.

De Inspecteur heeft belanghebbende op 15 april 2015 een ontvangstbevestiging gestuurd. In de brief is onder meer het volgende vermeld:

“Op 26 april 2013 heb ik uw bezwaarschrift omzetbelasting ontvangen waarmee u ten name van:

[X] te [Z] bezwaar maakt tegen de afdracht/naheffingsaanslag met tijdvakcode 3210 over het tijdvak 1e kwartaal 2013.

Het bezwaarschrift is in behandeling bij ons bezwaarteam.”

2.6.

Belanghebbende heeft bij brief van 30 november 2015 alsnog bezwaar gemaakt tegen de voldoening van omzetbelasting voor de overige tijdvakken.

3 Geschil

In geschil is of de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat zij te laat zijn ingediend. Specifiek is in geschil of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Niet is in geschil dat indien de termijnoverschrijding verschoonbaar is, de op aangifte betaalde bedragen aan belanghebbende dienen te worden teruggegeven.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing