Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-06-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4783, 17/00517
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-06-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4783, 17/00517
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 juni 2019
- Datum publicatie
- 14 juni 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:4783
- Zaaknummer
- 17/00517
Inhoudsindicatie
BPM. Naheffingsaanslag in verband met teruggegeven BPM. Is voldaan aan de voorwaarde dat de personenauto over de driejaarsperiode bezien (nagenoeg) geheel voor taxivervoer is gebruikt?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/00517
uitspraakdatum: 4 juni 2019
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)
en het incidentele hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 31 maart 2017, nummer AWB 16/3257, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag Belasting personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en is een boete opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag en de boete verminderd. De Staat is daarbij veroordeeld tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 500. De Inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 990. Voorts is de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. Belanghebbende is, hoewel daartoe op regelmatige wijze uitgenodigd, niet ter zitting verschenen.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende drijft een taxibedrijf in de vorm van een eenmanszaak. Hiervoor maakt hij onder meer gebruik van de personenauto’s met de kentekens [00-YYY-0] (auto 1) en [00-YY-YY] (auto 2).
Op grond van artikel 16 van de Wet Bpm heeft de Inspecteur aan belanghebbende op diens aanvraag een teruggaaf van Bpm verleend van € 23.101 voor auto 1 (per 20 april 2009) respectievelijk € 13.357 voor auto 2 (per 8 juni 2010).
Op 7 juni 2011 heeft de Inspecteur een onderzoek aangekondigd om te beoordelen of voor wat auto 1 en auto 2 betreft aan de voorwaarden voor een teruggaaf van BPM wordt voldaan. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 13 maart 2013 (hierna: het onderzoeksrapport), dat luidt – voor zover van belang – als volgt:
“
Kas-administratie
De ritstaten zijn de eerste aantekeningen van de ontvangsten en de contante uitgaven. De ritstaten worden door de chauffeurs ingevuld. Volgens verklaring van belastingplichtige controleert hij de door zijn chauffeurs opgemaakte ritstaten iedere week. (…) In Excel houdt belastingplichtige ook een overzicht bij van de contante ontvangsten en de contante uitgaven.
3 Algemene informatie
Ritstaat
(…)
De ritstaat die de chauffeur invult moet corresponderen met het gebruik van de auto en met de gegevens volgens zijn ingevulde werkmap.
De ingevulde ritstaten zijn gebruikt om het gebruik van de taxi’s te beoordelen en de opbrengst per kilometer te bepalen.
(…)