Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-06-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5172, 18/00314
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-06-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5172, 18/00314
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 juni 2019
- Datum publicatie
- 5 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:5172
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2018:994, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:517
- Zaaknummer
- 18/00314
Inhoudsindicatie
OZB. Verzorgings-/verpleegtehuis. Woning of niet-woning? Verkeersruimten zijn niet volledig dienstbaar aan woondoeleinden.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00314
uitspraakdatum: 25 juni 2019
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 maart 2018, nummer UTR 17/3941, ECLI:NL:RBMNE:2018:994, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [A] , per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 3.370.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag in de onroerendezaakbelasting (OZB) 2017 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte naar het tarief voor niet-woningen vastgesteld op € 5.392.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van een verzorgings-/verpleegtehuis gelegen aan de [a-straat 1] te [A] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak is rond 1975 gebouwd en in 2012 gerenoveerd. Na de renovatie is de onroerende zaak geschikt voor bewoners met een zware zorgvraag vanaf zorgzwaartepakket 4.
De onroerende zaak bevat een hoofdgebouw waarin het verzorgings-/verpleegtehuis is gevestigd. Dit hoofdgebouw bestaat uit een begane grond, twee verdiepingen en een kelder. De bewoners van het verzorgings-/verpleegtehuis hebben beschikking over een eigen zit-/slaapkamer. Deze kamers zijn gelegen op de begane grond en de twee verdiepingen. Daarnaast beschikt het verzorgings-/verpleegtehuis over een aantal huiskamers met keuken, die door de bewoners gezamenlijk worden gebruikt en ruimten die slechts door het personeel worden gebruikt, waaronder een kantoor en bergruimtes. Op de tweede verdieping bevindt zich een kapsalon.
3 Geschil
In hoger beroep is alleen nog in geschil of de vastgestelde waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden in de zin van artikel 220a van de Gemeentewet.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.