Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5412, 18/00193 en 18/00194
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5412, 18/00193 en 18/00194
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 2 juli 2019
- Datum publicatie
- 22 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:5412
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:2021
- Zaaknummer
- 18/00193 en 18/00194
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Eigenwoningforfait.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 18/00193 en 18/00194
uitspraakdatum: 2 juli 2019
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 februari 2018, nummers AWB 17/3116 en AWB 17/3119, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.
Voorts is aan belanghebbende een aanslag IB/PVV opgelegd voor het jaar 2015.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren tegen voormelde aanslagen ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2019. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst om belanghebbende de gelegenheid te geven te reageren op het verweerschrift van de Inspecteur in hoger beroep. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.
In verband met een door belanghebbende gedaan verzoek tot wraking van de behandelende raadsheren en de griffier heeft de nadere zitting van 27 maart 2019 geen doorgang kunnen vinden.
Bij beslissing van 25 april 2019 heeft de wrakingskamer van het Hof het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betrekking heeft op de griffier en het verzoek tot wraking van de behandelende raadsheren afgewezen.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2019. Met voorafgaand bericht aan het Hof zijn partijen niet ter zitting verschenen. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting in afwezigheid van partijen gesloten.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende woont op het adres [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning). De woning kwalificeert als eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).
In het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) heeft de heffingsambtenaar van de gemeente De Ronde Venen de waarde van de woning bij beschikking vastgesteld op € 324.000 (2014) en € 315.000 (2015).
In zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2014 en 2015 heeft belanghebbende € 250.000 ingevuld als waarde van de woning, resulterend in een eigenwoningforfait van achtereenvolgens € 1.750 (2014) en € 1.875 (2015).
De Inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2014 en 2015 overeenkomstig de door belanghebbende gedane aangiften opgelegd.
3 Geschil
In geschil is de waarde van de woning en de in aanmerking te nemen voordelen daaruit (eigenwoningforfait).