Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5836, 18/00775
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5836, 18/00775
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 juli 2019
- Datum publicatie
- 9 augustus 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:5836
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:831
- Zaaknummer
- 18/00775
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Vermogensrendementsheffing 2015. Strijd met art. 1 EP? Individuele en buitensporige last? Proceskostenvergoeding.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00775
uitspraakdatum: 16 juli 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 augustus 2018, nummer AWB 17/657, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd.
Belanghebbende heeft tegen die aanslag bezwaar gemaakt.
Naar aanleiding hiervan heeft de Inspecteur aan belanghebbende te kennen gegeven dat zijn bezwaar onderdeel uitmaakt van een massaalbezwaarprocedure. Belanghebbende heeft dat betwist en de Inspecteur in gebreke gesteld wegens overschrijding van de beslistermijn, met daarbij het verzoek om binnen twee weken alsnog uitspraak op bezwaar te doen.
Vervolgens heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank Overijssel wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Rechtbank Overijssel heeft het beroepschrift ter behandeling doorgezonden naar de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).
Hangende het beroep heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende de gronden van zijn beroep aangevuld.
De Rechtbank heeft het beroep wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Voor het overige is het beroep ongegrond verklaard. De Inspecteur is veroordeeld tot het vergoeden van door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 500. Verweerder is ten slotte opgedragen aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk te kennen gegeven niet bij het onderzoek ter zitting op 7 mei 2019 te zullen verschijnen. Desgevraagd heeft ook de Inspecteur te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan het geven van een nadere toelichting tijdens een zitting van het Hof. Met toestemming van partijen is een zitting daarom achterwege gebleven.
2 Vaststaande feiten
De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 overeenkomstig de aangifte van belanghebbende opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.138 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.803. Het verzamelinkomen bedraagt € 51.941, waarover in totaal € 16.471 IB/PVV verschuldigd is.
Bij het vaststellen van de belasting op het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (inkomstenbelasting box 3) heeft de Inspecteur met de volgende gegevens rekening gehouden:
Waarde bezittingen
Bank- en spaartegoeden in Nederland € 81.483
Aandelen, obligaties e.d. € 34.922
Totale waarde bezittingen € 116.405
Waarde schulden
Totale waarde schulden € 0 -
Rendementsgrondslag € 116.405
Heffingvrij vermogen € 21.330 -
Grondslag sparen en beleggen € 95.075
Inkomen uit sparen en beleggen 4% x € 95.075 € 3.803
Inkomstenbelasting 30% van € 3.803 € 1.140
Aftrek buitenlandse bronheffing € 28 -
Inkomstenbelasting box 3 € 1.112
3 Geschil
In geschil is of de heffing van box 3 voor het jaar 2015 in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: artikel 1 EP).
Voorts is in geschil of de Rechtbank terecht een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende achterwege heeft gelaten.