Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5839, 18/00819

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5839, 18/00819

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 juli 2019
Datum publicatie
9 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:5839
Zaaknummer
18/00819

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling bedrijfswoning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00819

uitspraakdatum: 16 juli 2019

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Erven [X] te [Z] (hierna: belanghebbenden)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, van 27 juli 2018, nummer Awb 18/535 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) (hierna: de heffingsambtenaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 17 te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2017, per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, vastgesteld op €504.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voor het jaar 2017 aanslagen onroerendezaakbelasting voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte (OZBE) en watersysteemheffing opgelegd.

1.2.

Op de bezwaarschrift van belanghebbenden heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde verlaagd tot € 379.000 en de aanslagen OZBE en watersysteemheffing dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbenden zijn tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De onroerende zaak was tot zijn overlijden op 19 november 2016 eigendom van en in gebruik bij erflater, de heer [X] . De onroerende zaak is een bedrijfswoning uit 1980, gelegen op een industrieterrein in [Z] , met een inhoud van 1.190 m³ en een kaveloppervlakte van 1.600 m². Tot de onroerende zaak behoort een dubbele garage en een inpandig zwembad.

3 Geschil

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2016 te hoog heeft vastgesteld, hetgeen belanghebbenden bepleiten en de heffingsambtenaar betwist.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing