Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:675, 18/00168

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:675, 18/00168

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 januari 2019
Datum publicatie
8 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:675
Zaaknummer
18/00168

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00168

uitspraakdatum: 29 januari 2019

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 januari 2018, nummer AWB 17/4114, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van belastingcentrum Tribuut (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op 1 januari 2017, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 302.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2017 (hierna: OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd, de vastgestelde waarde verminderd tot € 276.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een nieuw gebouwde hoekwoning met berging (hierna: de woning) uit het jaar 2016. De koopprijs vrij op naam bedroeg € 263.000. De woning is casco opgeleverd. In 2016 heeft de vloer- en wandafwerking plaatsgevonden, is een keuken geplaatst en de tuin aangelegd. De inhoud van de woning is 482 m³ en het perceel is 292 m².

2.2.

In de beroepsfase hebben belanghebbende en de heffingsambtenaar per e-mail gecorrespondeerd over de waarde van de woning en de proceskostenvergoeding. In deze e-mails is het navolgende opgenomen.

E-mail van 5 oktober 2017 9:57 uur van [A] , taxateur namens de heffingsambtenaar aan de gemachtigde van belanghebbende:

“(…)

Bij nader inzien ben ik voornemens om de waarde bij te stellen naar € 276.000,-.

(…)”

E-mail van 5 oktober 2017 10:53 uur van de gemachtigde van belanghebbende aan [A] :

“(…)

Na ontvangst van deze stukken kunnen wij u berichten of wij ons wel of niet kunnen vinden in uw waardevoorstel.

(…)”

E-mail van 9 oktober 2017 17:25 uur van de gemachtigde van belanghebbende aan [A] :

“(…)

Na telefonisch overleg met belanghebbende stel ik een waarde van € 257.000 voor,

(…)

Voorts dienen ook de proceskosten ad € 495 en griffie ad € 46 te worden vergoed. Daarbij geldt de nadrukkelijke voorwaarde dat enkel een compromis wordt bereikt indien u voornoemde direct stort op de rekening van WOZ Juristen zoals genoemd in het beroepschrift.

Ook delen wij u nadrukkelijk mede dat u niet mag verrekenen met nog openstaande belastingenschulden en is nadrukkelijk niet toegestaan op grond van de Invorderingswet 1990.

(…)”

E-mail van 10 oktober 2017 08:38 uur van [A] aan de gemachtigde van belanghebbende:

“(…)

Al met al concludeer ik dat ik uw voorgestelde waarde van € 257.000 niet kan volgen. Ik sta achter een waarde van € 263.000,- mede gelet op de eigen betaalde koopsom.

Graag hoor ik van u of u daarmee akkoord kan gaan zodat we geen geschil meer hebben over de WOZ-waarde.

Inzake de kostenvergoeding zal ik navraag doen bij onze juridische afdeling hier kom ik zo spoedig mogelijk op terug. echter wil ik dit zelf los zien van het waarde compromis.”

E-mail van 14 oktober 2017 20:55 uur van gemachtigde aan [A] :

“(…)

Een WOZ-waarde voor belastingjaar 2017 van € 263.000 is akkoord nadat ook aan alle overige voorwaarden is voldaan.

Nogmaals dienen ook de proceskosten ad € 495 en griffie ad € 46 te worden vergoed. Daarbij geldt ten overvloede de nadrukkelijk voorwaarde dat enkel een compromis wordt bereikt indien u voornoemde direct stort op de rekening van WOZ Juristen zoals genoemd in het beroepschrift.

(…)”

E-mail van 18 oktober 201714:55 uur van [A] aan de gemachtigde van belanghebbende:

“Het is fijn om te lezen dat we het over de WOZ-waarde van € 263.000 eens zijn.

(…)

Er zal derhalve helaas, in tegenstelling tot de WOZ-waarde, geen compromis bereikt worden over de uitbetaling proceskostenvergoeding aangezien wij daarin onze beleidsregels volgen (…).”

E-mail van 18 oktober 2017 14:59 uur van de gemachtigde van belanghebbende aan [A] :

“(…)

Met klem spreek ik u tegen! Er is geen compromis bereikt. Nadrukkelijk heb aan het bereiken van een compromis voorwaarden verbonden. Dat u zaken los ziet maakt het voorgaande niet anders. U heeft niet voldaan aan de voorwaarden het beroep zullen wij niet intrekken.”

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de waarde moet worden vastgesteld op € 263.000 en beroept zich op het vertrouwensbeginsel. De heffingsambtenaar bepleit een waarde van € 276.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing