Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6888, 18/00117 tm 18/00119
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6888, 18/00117 tm 18/00119
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 augustus 2019
- Datum publicatie
- 30 augustus 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:6888
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2018:558, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:945
- Zaaknummer
- 18/00117 tm 18/00119
Inhoudsindicatie
BPM. De belastingrechter is niet bevoegd met betrekking tot verzoek om toekenning van een rentevergoeding buiten art. 28c IW om.
Het Hof honoreert het verzoek om vergoeding van rente over de vergoeding van proceskosten en griffierecht vanaf vier weken na de datum van de uitspraak van de Rechtbank. Maar omdat belanghebbende dit pas in hoger beroep voor het eerst heeft verzocht blijft de uitspraak van de Rechtbank in stand. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en belanghebbende heeft geen recht op vergoeding van proceskosten.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 18/00117 t/m 18/00119
uitspraakdatum: 27 augustus 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 januari 2018, in de zaken met de nummers LEE 17/965, LEE 17/966 en LEE 17/2196, ECLI:NL:RBNNE:2018:558, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
18/00118
Belanghebbende heeft op 23 september 2015 aangifte in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan. Het te betalen bedrag van € 246 is op 24 september 2015 voldaan.
De Inspecteur heeft het door belanghebbende tegen die voldoening ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
18/00117
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de BPM opgelegd ten bedrage van € 235. Bij beschikking is belastingrente berekend.
Bij uitspraak op bezwaar van 1 maart 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
Op 9 maart 2017 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag ambtshalve vernietigd.
18/00119
Bij faxbericht van 23 september 2016, door de Inspecteur ontvangen op 14 februari 2017, heeft belanghebbende de Inspecteur in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op een ingediend bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag.
Bij voor bezwaar vatbare beschikking van 6 maart 2017 heeft de Inspecteur beslist dat geen dwangsom verschuldigd is.
Bij uitspraak op bezwaar van 23 mei 2017 heeft de Inspecteur de hoogte van de aan belanghebbende verbeurde dwangsom vastgesteld op € 20.
Belanghebbende is tegen de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft in de zaak met het nummer LEE 17/966 (Hofnummer 18/00118) het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 168 aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 251, in de zaak met het nummer LEE 17/965 (Hofnummer 18/00117) zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep ziet op het (niet) vergoeden van rente buiten de regeling van artikel 28 van de Invorderingswet 1990 om, het beroep voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, het beroep tegen de beschikking inzake belastingrente niet-ontvankelijk verklaard, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 168 aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 750, waarvan naar de Rechtbank verstaat een bedrag van € 246 al is voldaan, en in de zaak met het nummer LEE 17/2196 (Hofnummer 18/00119) het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
18/00118
Belanghebbende heeft op 23 september 2015 aangifte in de BPM gedaan voor een personenauto met het merk Mitsubishi Colt 1.3 Inform. Volgens de aangifte is een bedrag van € 246 verschuldigd. De verschuldigde BPM is op 24 september 2015 voldaan.
Op 23 september 2016 heeft belanghebbende per fax een pro forma bezwaarschrift bij de Inspecteur ingediend. Daarin staat – voor zover hier van belang – het volgende:
"Uw kenmerk; [00000]
Aanslagnummer; [00001]
(…)
Hierbij maak ik namens belanghebbende pro forma bezwaar inzake de registratie van het voertuig met het merk Mitsubischi, type Colt, VIN [00002] , middels voldoening van belasting op aangifte in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens.
Belanghebbende komt onder meer op tegen de opgelegde naheffingsaanslag met ABD nummer [00000] van 23 augustus 2016 ter grootte van € 235,00 + €6,00 heffingsrente."
De Inspecteur heeft het bezwaarschrift opgevat als een bezwaar tegen de naheffingsaanslag in de BPM en tevens als een bezwaar tegen de voldoening op aangifte.
Bij uitspraak op bezwaar van 1 maart 2017 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van het bezwaartermijn en het niet overleggen van een machtiging.
Er heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden.
18/00117
Op 10 februari 2016 heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag in de BPM aangekondigd omdat een onjuist energielabel zou zijn toegepast. De aangekondigde naheffingsaanslag is vervolgens op 23 augustus 2016 opgelegd. Belanghebbende heeft daartegen op 23 september 2016 bezwaar gemaakt.
In de uitspraak op bezwaar van 1 maart 2017 heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet overleggen van een machtiging.
Op 6 maart 2017 is namens belanghebbende beroep in gesteld.
Op 9 maart 2017 heeft de Inspecteur ambtshalve de naheffingsaanslag vernietigd. De Inspecteur heeft een proceskostenvergoeding voor het indienen van het bezwaarschrift toegekend tot een bedrag van € 246 (1 punt).
Er heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden.
18/00119
Op 14 februari 2017 stuurde belanghebbende per fax een ingebrekestelling wegens het niet tijdig beslissen op een ingediend bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag in de BPM. Belanghebbende stuurde deze ingebrekestelling tevens per brief, die door de Inspecteur op 17 februari 2017 is ontvangen.
Bij voor bezwaar vatbare beschikking van 6 maart 2017 heeft de Inspecteur beslist dat geen dwangsom verschuldigd is.
Bij uitspraak op bezwaar van 23 mei 2017 heeft de Inspecteur de hoogte van de aan belanghebbende verbeurde dwangsom vastgesteld op € 20.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een proceskostenvergoeding voor het bezwaar ter hoogte van € 124 toegekend, naar een waarde per punt van € 496 en met een wegingsfactor 0,25 (zeer licht).
Er heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden.
3 Geschil
18/00117
In geschil is of de Rechtbank zich terecht onbevoegd heeft verklaard met betrekking tot het verzoek van belanghebbende om toekenning van een passende rentevergoeding buiten artikel 28c van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW) om over de periode van de betaling tot de feitelijke terugbetaling, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat 28c van de IW in strijd is met het Unierecht. Hij heeft in dat verband verzocht om toekenning van een passende rentevergoeding buiten artikel 28c van de IW om over de periode van de betaling tot de feitelijke terugbetaling. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze ziet op het (niet) vergoeden van rente buiten de regeling van artikel 28c van de IW om.
De Inspecteur heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
18/00117 en 18/00118
In geschil is of de Rechtbank terecht een veroordeling van de Inspecteur tot vergoeding van rente over het griffierecht en de proceskosten achterwege heeft gelaten, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.