Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7089, 18/00422
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7089, 18/00422
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 september 2019
- Datum publicatie
- 13 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:7089
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:643
- Zaaknummer
- 18/00422
Inhoudsindicatie
OB. Vaste inrichting in Nederland? Correctie op omzet en voorbelasting.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00422
uitspraakdatum: 3 september 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , Hongarije (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 april 2018, nummer AWB 17/1516, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor [B] (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd van € 98.226. Bij beschikking is belastingrente berekend van € 5.290 en is een vergrijpboete opgelegd van € 49.113.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot € 44.787, de vergrijpboete vernietigd en de belastingrente verminderd tot € 2.567.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende is bij brief van 14 mei 2019 uitgenodigd de mondelinge behandeling bij te wonen. Belanghebbende heeft bij brief van 30 mei 2019 (ontvangen door het Hof op 7 juni 2019) aangegeven om financiële redenen niet aanwezig te zullen zijn. Bij brief van 24 juni 2019 heeft het Hof aan belanghebbende medegedeeld het van belang te vinden dat belanghebbende wel ter zitting zal verschijnen. Belanghebbende heeft telefonisch op 1 juli 2019 medegedeeld toch niet te zullen verschijnen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende drijft een eenmanszaak onder de naam ' [A] '. Het bedrijf is gevestigd aan de [a-straat 1] , [B] . De activiteiten van de onderneming bestaan uit detailhandel in elektrische boilers. Belanghebbende koopt de boilers in in Hongarije. Deze worden door de leveranciers afgeleverd op het door belanghebbende in [B] aangehouden bedrijfsadres. Zijn voornaamste leveranciers zijn [C] en [D] en vanaf 2015 ook nog [E] . De verkoop vindt plaats via het internet, via de site [F] .nl.
Belanghebbende heeft zowel voor 2013 als voor 2014 en 2015 kwartaalaangiften voor de omzetbelasting ingediend. Voor het jaar 2013 is (door de boekhouder van belanghebbende) een jaarrekening opgemaakt. Voor de jaren 2014 en 2015 is dat niet het geval.
Op 18 november 2014 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd en aangevangen bij belanghebbende naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015.
Bij brief van 31 maart 2016 heeft [G] van [H] Administraties namens belanghebbende een suppletie ingediend voor het jaar 2013 voor een bedrag van € 11.782.
Van de bevindingen van het boekenonderzoek is op 13 juni 2016 een rapport opgemaakt. Hierin wordt - voor zover van belang - het volgende vermeld:
“(…)
3 Verlies- winstrekening 2013
2013 |
||
omzet |
83.538 |
|
inkoopwaarde |
34.874 |
|
brutowinst |
48.664 |
Het brutowinstpercentage in % van de inkoopwaarde bedraagt 139%.
De beginvoorraad was nihil. De eindvoorraad bedraagt volgens de balans € 9.750.
De inkopen bedragen dan totaal € 44.624. Dit bedrag sluit vrijwel aan met de intracommunautaire
verwervingen, die € 43.888 bedragen ( zie punt 4.1.1.).
(…)
Intracommunautaire verwervingen
Volgens het "Viessysteem", het systeem intracommunautaire transacties, zijn de volgende bedragen, uitgesplitst per jaar, aan [X] geleverd c.q. door hem verworven.
2013 |
|||
BTW nr. |
Naam |
ICV |
|
HU [00000] |
[D] |
15.716 |
|
HU [00001] |
[C] |
28.172 |
|
43.888 |
|||
2014 |
|||
BTW nr. |
Naam |
ICV |
|
HU [00000] |
[D] |
39.214 |
|
HU [00001] |
[C] |
83.169 |
|
122.383 |
|||
2015 |
|||
BTW nr.14 |
Naam |
ICV |
|
HU [00000] |
[D] |
11.792 |
|
HU [00001] |
[C] |
16.944 |
|
HU [00002] |
[E] |
68.325 |
|
97.061 |
Resumé aangiften
4.1.2.1 2013
omzet |
versch. ob |
voorbelasting |
aangifte |
|
2e kwartaal |
0 |
0 |
267 |
- 267 |
3e kwartaal |
17.947 |
3.769 |
2.920 |
849 |
4e kwartaal |
16.038 |
3.368 |
2.819 |
549 |
1.131 |
Door de adviseur is alsnog een suppletieaangifte omzetbelasting opgemaakt en aangeleverd. Er is volgens deze suppletieaangifte € 11.782 te weinig aangegeven.
2013: naheffen € 11.782.
4.1.2.2 2014
2014 |
||||
aangiften |
||||
omzet |
versch. ob |
voorbelasting |
aangifte |
|
1e kwartaal |
27.952 |
5.870 |
5.510 |
360 |
2e kwartaal |
per saldo opgelegd |
1.299 |
||
3e kwartaal |
16.690 |
1.129 |
1 |
1.128 |
4e kwartaal |
21.080 |
4.427 |
2.885 |
1.542 |
4.329 |
De intracommunautaire verwervingen bedragen € 122.383. Uitgaande van een brutowinstmarge van 139% (zie punt 3) bedraagt de omzet € 292.495. De daarbij behorende verschuldigde omzetbelasting bedraagt dan € 61.424. Er is slechts aangegeven € 11.426.
2014: naheffen € 49.998.
4.1.2.3 2015
2015 |
||||
aangiften |
||||
omzet |
versch. ob |
voorbelasting |
aangifte |
|
1e kwartaal |
31.585 |
6.633 |
4.354 |
2.279 |
2e kwartaal |
21.852 |
4.589 |
3.635 |
954 |
3e kwartaal |
17.761 |
1.062 |
0 |
1.062 |
4e kwartaal |
11.809 |
-15 |
0 |
-15 |
4.280 |
De intracommunautaire verwervingen bedragen € 97.061 Uitgaande van een brutowinstmarge van 139% bedraagt de omzet € 231.975. De daarbij behorende verschuldigde omzetbelasting bedraagt dan € 48.715. Er is slechts aangegeven € 12.269.
2015: naheffen € 36.446.
5 Correcties
Omzetbelasting
2013: naheffen € 11.782
2014: naheffen € 49.998
2015: naheffen € 36.446
(…)”
Aan belanghebbende is met dagtekening 25 juli 2016 over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag OB opgelegd van € 98.226 (€ 11.782 + € 49.998 +€ 36.446).
Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2015 gedaan, welke aangifte op 29 augustus 2016 bij de Belastingdienst is binnengekomen. In de aangifte wordt een netto-omzet aangegeven van € 147.621.
Bij uitspraak op bezwaar van 10 maart 2017 is de naheffingsaanslag voor zover deze betrekking heeft op het jaar 2013 (€ 11.782) in stand gehouden omdat deze aanslag overeenkomt met de door de adviseur van belanghebbende ingediende suppletie. Voor het jaar 2014 is het brutowinstpercentage op nihil gesteld. Voor dit jaar zijn de in het VIES-systeem geregistreerde intracommunautaire verwervingen van in totaal € 122.383 (2014) als omzet in aanmerking genomen en voor 2015 de door belanghebbende zelf aangegeven omzet van € 147.621 (aangifte IB/PVV 2015). Voor 2014 is daarmee te weinig omzetbelasting voldaan van € 14.274 (21% x € 122.383 -/- € 11.426). Voor 2015 is daarmee te weinig omzetbelasting voldaan van € 18.731 (21% x € 147.621 -/- € 12.269). De naheffingsaanslag is als gevolg van het vorenstaande verminderd tot € 44.787 (€ 11.782 + € 14.274 + € 18.731).
3 Geschil
In geschil is of terecht en tot het juiste bedrag een naheffingsaanslag OB is opgelegd. Daarnaast is in geschil of belanghebbende een schadevergoeding toekomt van € 180.000.
Ter zitting heeft de Inspecteur desgevraagd aangegeven dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de van belanghebbende geheven belasting over het tweede kwartaal van 2014. De naheffingsaanslag voor zover deze op het jaar 2014 betrekking heeft is daarom € 1.299 te hoog vastgesteld en dient met dat bedrag te worden verminderd.