Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8054, 18/00748
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8054, 18/00748
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 oktober 2019
- Datum publicatie
- 11 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:8054
- Zaaknummer
- 18/00748
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Compromis ter zitting. Proceskosten.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer: 18/00748
uitspraakdatum: 1 oktober 2019
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 juli 2018, nummer AWB 17/6015, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Barneveld (hierna: de heffingsambtenaar)
Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het belastingjaar 2017, vastgesteld op € 1.447.000. Tegelijk met deze beschikking is in hetzelfde geschrift de aanslag onroerendezaakbelasting 2017 (hierna: OZB) voor zover het betreft het gebruikersgedeelte vastgesteld op € 1.792,83.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2019 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] (taxateur), alsmede namens de heffingsambtenaar, [C] en [D] .
Beslissing
Het Hof:
– verklaart het hoger beroep gegrond;
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
– vernietigt de uitspraken van de heffingsambtenaar;
– vermindert de waarde van de onroerende zaak tot € 1.314.000;
– vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 333 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 508 in verband met het hoger beroep bij het Hof;
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.499,90.
Overwegingen
Ten aanzien van het geschil
1. Partijen zijn tijdens de zitting tot overeenstemming gekomen dat de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2017, waardepeildatum 1 januari 2016, € 1.314.000 bedraagt. Het Hof zal de beschikte waarde voor het belastingjaar 2017 dienovereenkomstig verminderen, evenals de aanslag OZB.
Ten aanzien van het griffierecht
2. Omdat de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de heffingsambtenaar worden vernietigd, dient de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar ter zake van de behandeling van de beroepen bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierechten ten bedrage van € 333 respectievelijk € 508 te vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten in de beroep- en bezwaarfase
3. Omdat het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig om de heffingsambtenaar te veroordelen tot betaling van een tegemoetkoming in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt hierbij voorop dat, nu de WOZ-beschikking en de aanslag OZB in één geschrift zijn vervat, voor de toekenning van een proceskostenvergoeding slechts sprake is van één zaak (zie Hoge Raad, 13 juli 2012, nr. 11/0122 ECLI:NL:HR:2012:BX0892).
4. Het Hof stelt deze tegemoetkoming in de kosten van het bezwaar tegen de waarde voor het belastingjaar 2017, mede gelet op het bepaalde in het Besluit Proceskosten Bestuursrecht, op 1 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift) x € 254 x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 254.
5. Het Hof stelt de tegemoetkoming in de kosten van beroep bij de Rechtbank op 2 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) x € 512 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.024, te vermeerderen met de kosten van het taxatierapport. Overeenkomstig de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Staatscourant 2018, nr. 28796, berekent het Hof de vergoeding van de taxatiekosten van de onroerende zaak op een bedrag van € 1.064,80 inclusief omzetbelasting (8 uren in verband met het uitbrengen van een taxatierapport van een niet-courante niet-woning na inpandige opname x € 133,10 zijnde het uurtarief inclusief omzetbelasting). Het Hof acht aannemelijk dat de taxateur 8 uren heeft besteed aan het verrichten van de taxatie en het opstellen van het taxatierapport.
6. Het Hof stelt de tegemoetkoming in de kosten van het hoger beroep bij het Hof op 2 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) x € 512 x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.024. Voor de aanwezigheid van de taxateur bij de zitting van het Hof kent het Hof, met inachtneming van voormelde Richtlijn, een vergoeding toe van 1 uur x € 133,10 = € 133,10. In totaal komt de vergoeding voor de taxateur daarmee op € 1.197,90
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. V.M. van Daalen-Mannaerts, en mr. M.M. de Werd, in tegenwoordigheid van mr. A.S. van Middelkoop als griffier.
De beslissing is op 1 oktober 2019 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd De voorzitter,
de uitspraak te ondertekenen.
R.F.C. Spek
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 1 oktober 2019.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.