Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8239, 18/00904

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8239, 18/00904

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 oktober 2019
Datum publicatie
11 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:8239
Zaaknummer
18/00904

Inhoudsindicatie

NEN-normen, publicatie overeenkomstig artikel 139 Gemeentewet?

Uitspraak

Locatie Leeuwarden

nummer 18/00904

uitspraakdatum: 8 oktober 2019

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 augustus 2018, zaaknummer UTR 17/3559, in het geding tussen de heffingsambtenaar en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij nota van 26 januari 2017 aan belanghebbende een bedrag van € 90.229,87 in rekening gebracht.

1.2

Op het tegen de hiervoor – onder 1.1 – bedoelde nota gerichte bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de nota gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 28 augustus 2018, verzonden op 31 augustus 2018, gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, de bestreden legesnota vernietigd alsmede gelast dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten vergoedt.

1.4

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2019 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende mr. [A] , alsmede namens de heffingsambtenaar mr. [B] .

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

De Raad van de gemeente Almere heeft in de openbare raadsvergadering van 17 december 2015 de Legesverordening Almere 2016 (hierna: de Legesverordening) vastgesteld. De Legesverordening is gepubliceerd in het gemeenteblad Almere, nr. 182, op 22 december 2015.

2.2

Artikel 5 van de Legesverordening bepaalt dat de leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij de Legesverordening behorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel). Onder 2.1.1.2 van de Tarieventabel is vermeld: “De bouwkosten, exclusief BTW, op basis waarvan de leges worden vastgesteld, worden berekend op basis van de tabel “Bouwkosten legesberekening”, die als bijlage in deze tarieventabel is opgenomen. Indien de tabel niet voorziet in het type bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd, zullen de bouwkosten op basis waarvan de leges worden vastgesteld, worden berekend met gebruikmaking van de meest recente versie van “Taxarom online”, zoals die wordt uitgegeven door BIM Media B.V. Indien zowel de tabel als “Taxarom online” niet voorzien in het type bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd, zullen de bouwkosten door de aanvrager middels een open begroting aannemelijk moeten worden gemaakt. Oppervlakte en inhoudsmaten worden bepaald conform artikel 4.2 en 5.2 van de NEN 2580. (…)”. Onder 2.3.1 van de Tarieventabel zijn de tarieven voor – kort gezegd – het indienen van een aanvraag van een omgevingsvergunning bepaald op de daar genoemde percentages van de bouwkosten. In voormelde bijlage van de Tarieventabel zijn per type bouwwerk de bouwkosten per eenheid (m, m2 of m3) opgenomen.

2.3

Aan belanghebbende is, gedagtekend 26 januari 2017, een legesnota opgelegd ten bedrage van € 90.229,87. De leges zijn berekend ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning voor de oprichting van een restaurant te Almere, en zijn berekend over een heffingsgrondslag van € 3.394.710,00, naar een percentage van 2,65, zulks overeenkomstig de Tarieventabel. Blijkens de uitspraak op bezwaar zijn de – als heffingsgrondslag in aanmerking genomen – bouwkosten ad € 3.394.710,00 door de heffingsambtenaar berekend op basis van het bouwvolume.

2.4

De Rechtbank heeft onder meer overwogen (waarbij belanghebbende is aangeduid als “eiser” en de heffingsambtenaar als “verweerder”):

“3. De rechtbank heeft verweerder in het vooronderzoek in de gelegenheid gesteld om te reageren op de vraag in hoeverre voornoemde uitspraak van 6 maart 2018 van deze rechtbank gevolgen heeft voor de onderhavige procedure. Naar aanleiding van de reactie van verweerder en op basis van de gegevens in het dossier heeft de rechtbank vastgesteld dat in deze zaak sprake is van een vergelijkbare situatie. Ook hier lagen de NEN-normen waarnaar voor de heffingsmaatstaf in de legesverordening wordt verwezen, niet ter inzage op het moment van de bestreden uitspraak op bezwaar. Dit leidt ertoe dat ook in dit geval de legesverordening onverbindend moet worden verklaard, voor zover deze voorschrijft dat de opgelegde leges wordt berekend aan de hand van NEN 2580. Gelet hierop was verweerder niet bevoegd om de legesaanslag aan eiser op te leggen. Het feit dat verweerder in hoger beroep is gegaan tegen de bovengenoemde uitspraak van deze rechtbank doet daar niet aan af.

4. Het beroep van eiser is gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door de aan eiser opgelegde legesaanslag te herroepen. Eiser is geen leges verschuldigd aan verweerder. Dit betekent dat de leges, voor zover betaald door eiser, door verweerder moet worden terugbetaald.”.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de omstandigheid dat normblad NEN 2580 niet ten tijde van het opleggen van de bestreden belastingaanslagen (legesnota’s) is gepubliceerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 139 van de Gemeentewet, er in het onderhavige geval toe leidt dat de legesverordening onverbindend is.

3.2

De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.3

Belanghebbende beantwoordt de hiervoor - onder 3.1 - vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing