Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8933, 18/01018

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8933, 18/01018

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 oktober 2019
Datum publicatie
1 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:8933
Zaaknummer
18/01018

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling bedrijfsgebouw (kinderdagverblijf).

Uitspraak

belasting

Locatie Arnhem

nummer 18/01018

uitspraakdatum: 22 oktober 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] b.v. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 september 2018, nummer AWB 17/5611, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hattem (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [A] per waardepeildatum 1 januari 2016 voor het jaar 2017 vastgesteld op € 454.000. Tegelijk met deze beschikking zijn door de heffingsambtenaar aan belanghebbende aanslagen in de onroerende-zaakbelasting gebruiker niet-woning en rioolheffing gebruiker 2017 opgelegd (hierna: de aanslagen).

1.2.

Het daartegen gemaakt bezwaar is door de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 12 september 2017 ongegrond verklaard. Daarbij zijn de vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaak alsmede de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 19 september 2019. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [B] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede – namens de heffingsambtenaar – [C] , bijgestaan door [D] (taxateur).

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is gebruiker van de onderhavige onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [A] . De onroerende zaak is een gedeeltelijk in 1993 en gedeeltelijk in 1996 gebouwd kinderdagverblijf, bestaande uit een gebouw met drie groepsruimten voor drie verticale groepen van 0 tot 4 jaar en een natuurlijk aangelegde (speel-)tuin (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak maakt deel uit van een complex van drie gebouwen waarin ook een buitenschoolse opvang en een peuterspeelzaal aanwezig zijn. In elk gebouw vindt een andere vorm van opvang plaats. Het complex is gelegen naast een basisschool. De gemeente Hattem is eigenaar van de onroerende zaak en van de basisschool.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, nu het taxatieverslag en het hoorverslag in het procesdossier ontbreken. Daarnaast is in geschil of de waarde van de onroerende zaak door de heffingsambtenaar op een te hoog bedrag is vastgesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat moet worden uitgegaan van de gecorrigeerde vervangingswaarde (hierna: de gvw) en van de Taxatiewijzer Onderwijs (hierna: de Taxatiewijzer).

3.2.

Belanghebbende heeft in hoger beroep een waarde van € 326.000 verdedigd en heeft daartoe de volgende beroepsgronden aangevoerd; (1) er is onvoldoende rekening gehouden met de lage bezettingsgraad (in 2016: 54%). Dit moet leiden tot economische correctie van 46% en daarmee tot een hogere functionele correctie wat leidt tot een lagere eindwaarde; (2) er is ten onrechte een verlengde levensduur toegepast. Na het einde van de technische levensduur resteert alleen nog de restwaarde; in het bijzonder de installaties van het kinderdagverblijf moeten leiden tot een waardering tegen restwaarde nihil; (3) de onroerende zaak verkeert in matige staat van onderhoud en ook de bouwaard is matig hetgeen tot een correctie op de vervangingswaarde dient te leiden; (4) er is een onjuiste correctie vanwege de grootte toegepast. De onroerende zaak maakt onderdeel uit van een groter geheel. Het gebouw moet als één geheel worden herbouwd en niet alleen een deel, daardoor is sprake van afnemende meerwaarde en dus een lagere vervangingswaarde.

3.3.

De heffingsambtenaar bepleit daarentegen een waarde van € 454.000 en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing