Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8934, 19/00005
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8934, 19/00005
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2019
- Datum publicatie
- 1 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:8934
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:971
- Zaaknummer
- 19/00005
Inhoudsindicatie
Erfbelasting. Vereiste aangifte. Hoogte aanslag.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00005
uitspraakdatum: 22 oktober 2019
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , gemeente West Maas en Waal (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 december 2018, nummer AWB 18/2217, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd ter zake van een belaste verkrijging van € 152.131 (hierna: de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur € 457 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag en de belastingrentebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard te beslissen op het verzoek om kwijtschelding van de aanslag.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2019. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende alsmede namens de Inspecteur mr. [A] en mr. [B] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
[in] 2014 is de moeder van belanghebbende, [C] (hierna: erflaatster), overleden.
De erfgenamen van erflaatster zijn belanghebbende en zijn zus [D] . Zij zijn ieder voor de helft gerechtigd tot de nalatenschap.
Belanghebbende heeft het hem uitgereikte aangiftebiljet erfbelasting niet volledig ingevuld. Hij heeft geen bezittingen en schulden aangegeven. Belanghebbende heeft op het aangiftebiljet vermeld dat zijn zus contactpersoon is, dat zij alle gegevens heeft en deze niet wil afstaan.
De Inspecteur heeft de aanslag erfbelasting ambtshalve vastgesteld en gebaseerd op de hem ter beschikking staande gegevens. Hierbij is de Inspecteur uitgegaan van de aangifte erfbelasting van de zus van belanghebbende. Volgens deze aangifte bedraagt de nalatenschap € 343.998, bestaande uit:
onroerende zaken |
€ 203.350 |
roerende zaken |
€ 250 |
banksaldi |
€ 692.874 |
vorderingen |
€ 1.967 |
uitvaartkosten |
-/- € 9.123 |
overbedelingsschuld |
-/- € 545.320 |
De overbedelingsschuld van € 545.320 is ontstaan na het overlijden van de vader van belanghebbende, [E] , [in] 2005. De overbedelingsschuld is berekend door de verkrijging van belanghebbende en zijn zus van € 601.684 te verminderen met de daarover verschuldigde erfbelasting.
Na aftrek van de vrijstelling op het aandeel van belanghebbende in de nalatenschap van erflaatster, resteert een belaste verkrijging van ((€ 343.998 : 2 =) € 171.999 -/- € 19.868 =) € 152.131. Belanghebbende is hierover een bedrag van € 18.704 aan erfbelasting verschuldigd.
3 Geschil
In geschil is of de vereiste aangifte is gedaan en of de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld.
Voor hetgeen partijen ter ondersteuning van hun standpunt hebben aangevoerd, verwijst het Hof naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, en tot vermindering van de aanslag tot nihil.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.