Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:913, 18/00353

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:913, 18/00353

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 februari 2019
Datum publicatie
15 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:913
Zaaknummer
18/00353

Inhoudsindicatie

OB. Aftrek voorbelasting. Zijn op factuur vermelde prestaties verricht? Vergrijpboete.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00353

uitspraakdatum: 5 februari 2019

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Fiscale eenheid [X] B.V. en [Y] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 maart 2018, nummer AWB 17/1603, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Enschede (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 8.937. Bij beschikking is een vergrijpboete opgelegd van 50%.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur over de vergrijpboete vernietigd en de vergrijpboete verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2019. Er is niemand verschenen die de bevoegdheid heeft belanghebbende te vertegenwoordigen. De gemachtigde van belanghebbende, mr. [A] , is bij aangetekende brief van 22 november 2018 op het door hem opgegeven kantooradres [a-straat] 96, [B] , uitgenodigd op de zitting te verschijnen. Deze brief is op 23 november 2018 op het genoemde adres afgeleverd. Het Hof stelt vast dat de uitnodiging op juiste wijze is verzonden en de gemachtigde heeft bereikt. De gemachtigde heeft niet om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. De wel ter zitting verschenen – doch niet meer vertegenwoordigingsbevoegde – [C] heeft desgevraagd verklaard dat de gemachtigde wegens familieomstandigheden niet ter zitting kon verschijnen.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende verricht koeriersdiensten. De bestuurder tijdens het naheffingstijdvak is [C] .

2.2.

In 2015 heeft een boekenonderzoek plaatsgehad naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het jaar 2014 en meer specifiek de geclaimde voorbelasting. De bevindingen zijn neergelegd in het controlerapport van 2 juli 2015 waarin onder meer het volgende is opgenomen:

Facturen [D] BV

In de administratie van [Y] BV bevinden zich diverse facturen die betrekking hebben op onderhoud en vervanging van transportmiddelen. Eén van deze bedrijven betreft [D] BV.

(…)

[D] was tot 24 oktober 2013 gevestigd op het adres [b-straat] 55 in [E] .

(…)

Het pand aan de [b-straat] is door [F] gehuurd van 1 januari 2013 tot 1 oktober 2013. Vanaf april 2013 had [D] niet meer de beschikking over apparatuur om reparaties aan auto’s uit te voeren. Er werd volgens de verhuurder enkel in auto’s gehandeld, niet gerepareerd.

Op 14 januari 2015 heeft [F] , eigenaar van [D] tegenover de Belastingdienst aangegeven dat vanaf december 2013 [D] niet meer van hem was en dat hij er geen activiteiten meer mee heeft ontplooid. Volgens [F] was het bedrijf middels Stichting [G] bestuurd door [H] .

Op 31 maart heeft [H] , voornoemd, tegenover de Belastingdienst aangegeven dat hij nimmer activiteiten voor [D] heeft ontplooid sinds hij middels Stichting [G] bestuurder is geworden van [D] BV. Tot het moment dat [D] BV verhuisde van de [b-straat] 55 naar een ander adres kwam [H] vrijwel dagelijks in het bedrijfspand van [D] BV. Reparaties zijn er bij [D] niet verricht.

Volgens [H] is thans een Bulgaarse dame bestuurder van onder andere Stichting [G] . Zij heeft geld ontvangen om bestuurder te worden en daarna weer naar Bulgarije vertrokken.

Mede gezien het feit dat de afstand [Z] ( [c-straat] ) - [E] ( [b-straat] 55) bijna 75 km enkele reis bedraagt zijn hierover aan [C] vragen gesteld. In eerste aanleg gaf [C] aan dat de auto’s gerepareerd werden daar waar de auto zich op dat moment bevond danwel een werknemer eventueel woonde. Tijdens een ander gesprek heeft [C] aangegeven dat zijn broer [I] de reparaties van [D] BV heeft geregeld. Bij zijn broer is dit niet verifiëren aangezien zijn broer vertrokken is, onbekend waarheen.

(…)

Op 8 mei 2014 en 10 juni 2014 wordt een Sprinter gehuurd van [D] . [D] had in die periode geen Mercedes Sprinter in eigendom om te kunnen verhuren. Daarnaast heeft [Y] BV een mobiliteitsgarantie afgesloten voor een vijftal auto’s/bedrijfswagens. Er was dus geen vervangend vervoer voor eventueel in reparaties zijnde bedrijfsauto’s nodig. Uit de administratie komt verder niet naar voren dat deze bus ingezet is voor extra ritten.

De op de facturen van [D] BV vermelde omzetbelasting is niet aan de Belastingdienst afgedragen.

(...)

Uit de administratie van [D] is niet gebleken dat er reparaties zijn uitgevoerd danwel dat er bemiddeld is in de uit te voeren reparaties.

(..)

Facturen [J] BV

Volgtijdelijk worden zijn er door [Y] BV facturen van [J] BV uit [K] in de administratie opgenomen.

Op 2 juni 2014 heeft [L] de aandelen van [J] overgenomen. Vanaf 15 september 2014 is [M] de algemeen directeur. Op 26 februari 2015 heeft [M] zich bij de kamer van koophandel laten uitschrijven. Op 20 maart 2015 is de inschrijving bij de Kamer van Koophandel wegens opheffing van de vestiging ambtshalve doorgehaald.

Vanaf 16 juni 2014 tot 22 oktober 2014 was het bedrijfsadres van [J] BV [d-straat] 37 te [K] . Volgens de eigenaar van het pand aan de [d-straat] is er voor dit pand wel een huurcontract getekend maar is er nimmer huur betaald. Ook het voorschot is niet betaald. Daarentegen heeft de gehuurde nimmer de beschikking gehad over het pand aangezien [J] niet in het bezit was van een sleutel van het pand aan de [d-straat] 37 in [K] .

(…)

Naar aanleiding van de email van de adviseur dd 12 juni 2015 is op 29 juni 2015 gesproken met [M] en op 1 juli 2015 met mevrouw [L] . Beiden zijn betrokken bij [J] BV.

[M] geeft aan dat in de periode dat hij directeur was van [J] :

- geen facturen heeft gemaakt voor [J] ;

- [Y] BV niet kent;

- Nimmer in het bedrijfspand aan de [d-straat] is geweest, dat hij geen activiteiten namens [J] heeft uitgevoerd;

- Dat [J] geen omzetbelasting betaald heeft.

[L] heeft aangegeven in de periode dat zij directeur/aandeelhouder van [J] was:

- geen facturen heeft gemaakt voor [J] ;

- [J] was overgenomen met als doel pakketjes te verzenden, niet als garagebedrijf;

- [Y] BV niet kent;

- Nimmer in het bedrijfspand aan de [d-straat] is geweest, dat zij geen activiteiten namens [J] heeft uitgevoerd;

- Dat [J] geen omzetbelasting betaald heeft.

Facturen [N] BV

In de administratie van [Y] BV zijn een aantal facturen aangetroffen van [N] BV. Dit bedrijf is gevestigd in [O] en is bij de kamer van Koophandel ingeschreven met nummer [00000] .

Volgens de heer [C] hebben de facturen betrekking op geleverde diensten. [N] BV zou ingehuurd zijn om in de regio van [Y] BV pakketjes rond te brengen. De afstand van de [e-straat] in [O] naar [Z] , [c-straat] is 187 km, enkele reis.

(…)

Opvallend is verder dat de facturen uit oktober en november 2014 volgnummer 2, 3 en 4 hebben. De facturen zijn niet geprint/gedrukt op briefpapier en het telefoonnummer van [N] BV dat op de facturen vermeld staat is niet in gebruik.

Aan de heer [C] is gevraagd aan te geven waarom [N] BV diensten verrichtte voor [Y] BV, welke diensten het heeft verricht en welke omzet daar tegens over stond. Tot op heden heeft [C] geen antwoord op deze vragen gegeven.

(…)

Boete omzetbelasting

Voor wat betreft de omzetcorrectie bedraagt de boete 50%. Deze vergrijpboete is gebaseerd op artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en 27 Besluit Bestuurlijke

Boeten Belastingdienst.

Reden boete:

De correcties betreffen (hoofdzakelijk) het in de administratie opnemen van valse facturen en de voorbelasting die daarop betrekking heeft opnemen in de aangiften omzetbelasting. Er is dus sprake van (voorwaardelijke) opzet.”

2.3.

Tot de gedingstukken hoort een proces-verbaal van verhoor van de getuige [P] , verhuurder van de bedrijfsruimte aan de [d-straat] te [K] , afgenomen op 24 oktober 2014. Dit proces-verbaal luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“Opmerking verbalisanten: terwijl wij, verbalisanten, met behulp van lokale collega's bezig waren het cillinder uit het slot te halen van de loods kwam dhr. [P] aangereden met de mededeling dat hij ook een sleutel had. Nadat wij bovenstaande aan hem hadden meegedeeld verklaarde hij uit zichzelf dat de man en vrouw aan wie hij de loods had verhuurd nooit hadden betaald en dat hij ze ook niet meer gezien had na het tekenen van het contract. Hierop vroegen wij of hij hierover een getuigenverklaring wilde afleggen en dat wilde dhr. [P] .

V: Hoe heb je het eerst contact gelegd met deze mensen?

A: Ik heb de loods te huur staan op funda en marktplaats. Op een gegeven moment is via mijn vader telefonisch contact gelegd.

V: Wat is toen besproken?

A: Er is besproken dat ze de loods wilde huren en graag een gesprek wilde. Een week voor het opstellen van het contract zijn een man en vrouw hier op het kantoor geweest om het contract te bespreken.

V: Kunt u een signalement geven van de man en vrouw?

A: De man zag er als volgt uit: Turkse man, ongeveer 40 jaar oud, ongeveer 170 cm lang, plat stekelig haar. De vrouw leek ook wel een soort Turkse vrouw, ongeveer 180 cm lang, ongeveer 40 jaar oud en donker haar tot haar schouders.

V: Kunt u zich herinneren of ze een auto bij zich hadden?

A: Ik weet niet in welke auto ze kwamen.

V: Kunt u vertellen hoe dit gesprek ging?

A: Ze deden samen het woord. Ze vertelden dat ze een transport bedrijfje wilden beginnen. We spraken samen de huurprijs van 1100 euro per maand af en een voorschot van 1100 euro. Na dit gesprek heb ik de boekhouder gevraagd het contract op te stellen en daarna hebben wij elkaar weer gezien ter ondertekening. Echter het voorschot of de huur is nooit betaald. Mijn vader heeft nog met ze gebeld, maar ze zeiden dat de zaken slecht gingen. Ik heb nooit geld gehad, maar ik heb hier ook geen bedrijvigheid gezien. Sterker nog ze hadden ook geen sleutel gehad, want ze hadden nog niet betaald. Ik zal u in elk geval kopietjes van het contract meegeven en de uitschrijvingsbewijzen. Op een geven moment zijn we zelf maar naar de kamer van koophandel gegaan om ze uit te schrijven.

Ik heb hiervan net 2,5 week geleden bericht gehad.

Opmerking verbalisant: de getuigenverklaring is soms en deels met/ in steno opgenomen. Voor de leesbaarheid kunnen sommige zinnen een andere zinsopbouw hebben dan op het concept.”

2.4.

Tot de gedingstukken hoort een verslag van een gesprek van twee medewerkers van de Belasting met [Q] , verhuurder van de bedrijfsruimte aan de [b-straat] 55 te [E] , op 21 januari 2015. Dit verslag luidt als volgt:

“Op 21 januari 2015 gesproken met [Q] . [Q] verhuurde [b-straat] 55 aan [F] . Hij gaf in de deuropening al aan, 'toch niet voor [F] hè ?”. Van de Belastingdienst (Apeldoorn, Doetinchem en Winterswijk) waren ze al 3x langs geweest.

Mevrouw [Q] volgde het gesprek vanuit de keuken.

[F] heeft met [D] 9 maanden lang de ruimte aan de [b-straat] 55 in [E] gehuurd. Ze hebben die 9 maanden de huur per bank betaald. Ze hebben het huurcontract van 2 jaar niet uitgediend maar de huur wel betaald over de periode dat ze van de ruimte gebruik maakten.

Ze hebben gehuurd van 1 januari 2013 tot 1 oktober 2013.

"Ze ?". Het waren drie broers. Die geflipte uit [R] , de garagehouder uit [S] en de hoofdman uit [T] .

De garagehouder dat was [F] , hij was de man van de autohandel. [F] was de hoofdman.

De autohandel was van [F] . Ze waren eerst voornemens om ook reparaties uti te voeren.

Daarvoor hadden ze ook van [Q] aparatuur gekocht. [Q] heeft dit in april al weer terug gekocht omdat ze het niet nodig hadden. Ze handelden enkel.

Daarnaast zaten ze in de hennep. Hij vroeg ze regelmatig en gekscherend als ze tegen 11.00 pas aanwezig waren "en, de plantjes weer water gegeven?" Dat beaamden ze dan ook "ze groeien al goed".

[Q] heeft, waarschijnlijk de politie, ook verteld over de aangeboden bobcats die gestolen waren of als gestolen waren opgegeven o mde verzekeringspremie op te strijken.

Nadat het ze te heet onder de voeten was geworden, is [F] vertrokken met de autohandel naar de [f-straat] in [U] .”

2.5.

Tot de gedingstukken hoort een verslag van medewerkers van de Belastingdienst van een gesprek met [M] op 30 juni 2015. Het verslag vermeldt onder meer:

“Over [J] verklaart [M] het volgende: (in ik-vorm=letterlijk zo gezegd)

- Ik heb niets gedaan met [J] .

- Ik ken het adres [d-straat] 37 in [K] wel. Ben er geloof ik lx langs gereden. Ik ben er nooit binnen geweest.

- Op de vraag wat hij dan als directeur van [J] deed, wilde hij geen antwoord geven.

- Ik heb nooit facturen opgemaakt ? Ken de facturen ook niet

- Ik weet dat [J] geen belasting betaald

- [L] was de eigenaresse. Kent de naam wel maar haar niet.

- Ik heb me zelf bij de kamer van koophandel in laten schrijven als directeur.

- Ik wil niet vertellen hoe deze inschrijving tot stand is gekomen, wie dat geregeld heeft.

- Ik heb me ook zelf uit laten schrijven bij de kamer van koophandel

- [Y] BV ken ik niet.

- [V] BV ken ik ook niet.

- [W] ken ik wel. Over de factuur betreffende de verkoop van [00-YY-YY] wil hij niets verklaren.

- Bij factuur 112-2014 zit het ID-bewijs van [M] . Hij heeft geen idee waarom dat er bij zit.

- Kent [AA] niet.

- Wil geen antwoord geven op de vraag bij welke bedrijven hij nog meer betrokken is.

- Wil geen antwoord geven op de facturen van [BB] .

- Heeft bijstand van een advocaat, [CC] in [DD] ”

2.6.

Tot de gedingstukken hoort een verslag van een medewerker van de Belastingdienst van een gesprek met [L] op 30 juni 2015. In het verslag met datum 1 juli 2015 staat onder meer het volgende:

“Mevrouw [L] verklaarde als volgt:

(indien er "ik" staat heeft ze dat letterlijk zo gezegd)

Ik heb bij de politie al uitgebreid verslag gedaan. Ik heb niets te verbergen en zal vertellen wat ik weet. Vorig jaar stonden ze hier met een man of tien ineens in de woning om deze te doorzoeken. Dat heeft een behoorlijke impact gehad.

Ze is door " [F] " ( [F] ) gevraagd een bedrijf een maand of 2 a 3 op naam te nemen. Ze kent [F] vanuit het uitgaanscircuit, het is een echte charmeur.

Als tegenprestatie zou [F] voor [L] wat rekeningen betalen. Ze had nl een aantal schulden.

Ik ben met [F] en ene [EE] naar de notaris geweest. [EE] reed en is niet mee naar binnen geweest. Bij de notaris heb ik een handtekening gezet onder iets waardoor ik [J] op mijn naam kreeg. [J] had tot doel om pakketjes voor mensen te verzenden. Een soort PostNL.

Ik ben ook mee naar de KvK geweest en naar de verhuurder van het pand aan de [d-straat] . Ik ben nooit in het pand aan de [d-straat] geweest.

Het contract met de verhuurder is getekend bij de verhuurder op kantoor, dat was dicht bij de [d-straat] .

Het pand aan de [d-straat] zou gebruikt worden om pakketten op te slaan en van daar uit te verzenden. Over auto's, garage e.d. is niets bekend.

Ze heeft nimmer activiteiten voor [J] verricht.

Factuur 147-2014 kent ze niet. [Y] zegt haar ook niets. Ze heeft nimmer facturen gemaakt en ook niet gezien dat iemand anders facturen heeft gemaakt of dat iemand anders in haar opdracht facturen moest maken.

122-2014 kent ze niet. [V] zegt haar ook helemaal niets.

Er is nooit omzetbelasting betaald en er is door haar ook nooit aangifte omzetbelasting gedaan.

In [FF] zat een boekhouder en die zou alles regelen op het gebied van administratie, aldus [F] .

Achter factuur 122-2014 zit het ID-bewijs van [M] . Deze persoon kent ze niet.

Ongeveer twee maanden geleden heeft ze blauwe brieven ontvangen inzake auto's die ze op naam of eigenlijk op naam van [J] stonden, er zouden ook at dwangbevelen gestuurd zijn.

De handtekeningen onderaan de facturen zijn niet van haar.”

2.7.

[D] B.V. is op 30 juni 2015 failliet verklaard. Tot de gedingstukken hoort een afschrift van het eerste faillissementsverslag van 8 juli 2015. In het verslag staat onder meer dat de vennootschap in 2013 is opgericht en dat de vennootschap een garagebedrijf in [E] huurde waar auto’s werden verkocht, gerepareerd en verhuurd. Medio 2014 is besloten de onderneming te staken, omdat er meer geld uitging dan er binnenkwam.

2.8.

Tot de gedingstukken behoort een verklaring van [F] namens [D] B.V. van 14 augustus 2015, waarin hij verklaart dat:

“de verrichte werkzaamheden zoals vermeld op de hier onder vermelde facturen aan [Y] Bv te [Z] daadwerkelijk zijn verricht door [D] BV en dat de facturen per kas betaald zijn door dhr. [C] in persoon”.

2.9.

Tot de gedingstukken behoort een verklaring van [M] namens [J] B.V. van 31 augustus 2015, waarin hij verklaart dat:

“de verrichte werkzaamheden zoals vermeld op de hier onder vermelde facturen aan [Y] Bv te [Z] daadwerkelijk zijn verricht door [J] BV en dat de facturen per kas ontvangen zijn door dhr. [C] in persoon”.

2.10.

[X] B.V. is per 31 mei 2018 opgehouden te bestaan bij gebrek aan baten. [Y] B.V. is bij vonnis van de Rechtbank Overijssel van 13 juni 2018 failliet verklaard.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag en de vergrijpboete terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

3.2.

Wat de naheffingsaanslag betreft, is specifiek in geschil of belanghebbende het recht heeft de voorbelasting op de facturen van [D] B.V., [J] B.V. en [N] B.V. in aftrek te brengen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing