Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9446, 18/00961

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9446, 18/00961

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 november 2019
Datum publicatie
15 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:9446
Zaaknummer
18/00961

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling melkveebedrijf met bedrijfswoning. Proceskostenvergoeding bezwaarfase.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00961

uitspraakdatum: 5 november 2019

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 september 2018, nummer Awb 17/2681, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Dinkelland (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 32 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 783.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) 2017 (eigenaar niet‑woning) vastgesteld op € 1.742 en de aanslag OZB 2017 (gebruiker niet-woning), op basis van een heffingsgrondslag van € 573.000, vastgesteld op € 1.022.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 748.000. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende de kosten van de bezwaarfase tot een bedrag van € 1.244,20 vergoed.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak [a-straat] 32 te [Z] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak betreft een melkveebedrijf met bedrijfswoning, twee stenen schuren, een stenen jongveestal, twee werktuigenbergingen, een ligboxenstal, een mestvaalt, een plaat-/sleufsilo, een vrijstaande berging, drie mestkelders en erfverharding. De totale kadastrale oppervlakte bedraagt 256.249 m², waarvan 12.000 m² in de WOZ-waarde is meegenomen. De onroerende zaak is in een Natura 2000-gebied gelegen.

2.2.

De ligboxenstal heeft als bouwjaar 1981 en is gerenoveerd en uitgebreid in 2004 en 2012. Daarbij is het (asbesthoudende) dak van de stal vervangen en zijn onderdelen van de oude stal verwijderd of vernieuwd. De verbouwingskosten bedroegen ongeveer € 270.000. De oppervlakte van de oorspronkelijke ligboxenstal in 1981 was 1.000 m², terwijl de oppervlakte van de huidige ligboxenstal ongeveer 1.467 m² is.

2.3.

Voor de onderbouwing van de waarde van € 748.000 die de heffingsambtenaar aan de onroerende zaak na de uitspraak op bezwaar heeft toegekend, verwijst hij naar een waardematrix, die hij in beroep bij de Rechtbank heeft overgelegd en die is opgesteld door [A] (WOZ-gediplomeerd taxateur). In de waardematrix is de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2016 vastgesteld op € 770.907,31. De waarde is bepaald aan de hand van de taxatiewijzers Agrarische gebouwen en Grond bij agrarische objecten met waardepeildatum 1 januari 2016 (hierna: de taxatiewijzer).

2.4.

Belanghebbende heeft in beroep ter onderbouwing van de door hem bepleite waarde een taxatierapport overgelegd, dat op 19 september 2017 is opgesteld door [B] , taxateur. Aan de hand van de taxatiewijzer is de waarde van de onroerende zaak in het rapport bepaald op € 576.000. In de waardematrix is rekening gehouden met een aftrek in verband met de crisis in de melkveehouderij en de ligging in een Natura 2000-gebied van € 75.000.

3 Geschil

3.1.

In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:

I. Is de WOZ-waarde van de onroerende zaak te hoog vastgesteld?

II. Zijn de kosten voor de bezwaarfase tot een te laag bedrag vergoed?

Tussen partijen is ten aanzien van vraag I enkel in geschil (a) of aan de ligboxenstal een te hoge waarde is toegekend en (b) of een correctie op de waarde moet plaatsvinden vanwege de crisis in de melkveehouderij. De WOZ-waarde is voor het overige niet in geschil.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vaststelling van de WOZ-waarde op € 597.000 en vergoeding van de kosten in de bezwaarfase tot een bedrag van € 1.367,20.

3.3.

De heffingsambtenaar beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing