Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9470, 19/00012

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9470, 19/00012

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 november 2019
Datum publicatie
8 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:9470
Zaaknummer
19/00012

Inhoudsindicatie

De rechter moet kunnen afgaan op de geldigheid van een volmacht tot procesvertegenwoordiging zolang hem van het tegendeel niet blijkt. Ten tijde van intrekking van beroep was de gemachtigde nog steeds gemachtigd. Intrekking heeft effect gesorteerd. De rechtbank heeft uitspraak gedaan op een ingetrokken beroep. Het hof vernietigt de uitspraak.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 19/00012

uitspraakdatum: 5 november 2019

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 november 2018, nummer LEE 18/65, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Ooststellingwerf (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 542.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2017 vastgesteld op € 625,45.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is namens belanghebbende ingediend door haar toenmalige gemachtigde mevrouw [A] (hierna: [A] ), werkzaam bij [B] B.V. (hierna: [B] ). De volmacht omvatte de bevoegdheid om het beroep in te trekken.

2.2.

Op 6 november 2018 heeft [A] belanghebbende per e-mail het advies gegeven het beroep in te trekken. Belanghebbende heeft vervolgens telefonisch contact gehad met een medewerker van [B] en gezegd dat zij niet instemde met de intrekking van het beroep. De medewerker heeft haar toen gezegd dat het beroep niet zou worden ingetrokken, maar dat zij een andere gemachtigde moest zoeken. Dezelfde middag werd belanghebbende door een medewerker van [B] gebeld, met de mededeling dat een andere medewerker van [B] per abuis een intrekkingsbrief had geschreven en ter post bezorgd. Die brief is volgens een telefonische mededeling van een griffiemedewerker aan belanghebbende op 7 november 2018 ter griffie van de Rechtbank ingekomen.

2.3.

Om te voorkomen dat de intrekking effect zou sorteren, heeft belanghebbende op 6 november 2018 een faxbericht aan de Rechtbank gestuurd, waarin zij liet weten dat de brief van [B] per abuis was verzonden, dat zij haar beroep juist wilde handhaven, en dat zij de verleende volmacht introk. Dat faxbericht is bij de Rechtbank ingekomen op 6 november 2018 om 21.17 uur.

2.4.

Van de zijde van [B] was niet alleen evenvermelde intrekkingsbrief aan de Rechtbank verzonden, doch ook een fax van die brief. Dat faxbericht, van het bestaan waarvan belanghebbende niet op de hoogte was gesteld, heeft de Rechtbank bereikt op 6 november 2018 om 15.16 uur.

3 Geschil

In geschil is of de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] per de waardepeildatum 1 januari 2016 op een te hoog bedrag is vastgesteld.

4 Beoordeling

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing