Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9674, 18/00880

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9674, 18/00880

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 november 2019
Datum publicatie
22 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:9674
Formele relaties
Zaaknummer
18/00880

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Inkomen uit sparen en beleggen. Waardering vordering. Individuele en buitensporige last?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00880

uitspraakdatum 12 november 2019

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 augustus 2018, nummer 18/1788, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2014 ingediend naar (voor zover hier van belang) een belastbaar inkomen in box 3 van € 3.611.

1.2.

De Inspecteur heeft conform deze aangifte een voorlopige aanslag opgelegd.

1.3.

De Inspecteur heeft daarna verzocht om informatie over de ingediende aangifte.

1.4.

De aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen in box 3 (sparen en beleggen) van € 5.371 en bedraagt € 574, inclusief € 46 belastingrente. In de aanslag is een correctie toegepast wegens een niet aangegeven vordering van € 44.000.

1.5.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Het bezwaar richt zich tegen de correctie in box 3.

1.6.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.7.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.8.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.9.

Belanghebbende heeft op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) een nader stuk gedateerd 18 september 2019 ingediend bij het Hof. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2019. Ter zitting is belanghebbende in persoon verschenen en heeft de Inspecteur zich doen vertegenwoordigen door [A] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1

Op 1 oktober 2010 hebben belanghebbende en de heer [B] (hierna: [B] ) een leenovereenkomst gesloten, waarbij belanghebbende zich heeft verplicht een bedrag van € 44.000 te lenen aan [B] . Volgens de leenovereenkomst heeft de lening een looptijd tot 1 oktober 2020 en verplicht [B] zich om aan belanghebbende een rente te vergoeden gelijk aan de wettelijke rente.

2.2.

Op 4 september, 16 september, 1 oktober en 7 oktober 2013 is door belanghebbende respectievelijk € 10.000, € 10.000, € 14.000 en € 10.000 overgemaakt op de rekening van [B] , telkens onder de omschrijving “ [C] ”.

2.3.

Op 25 juni 2015 zijn belanghebbende en [B] , blijkens een overgelegde “Leenovereenkomst kwijtschelding”, overeengekomen dat de volledige lening door de slechte economische situatie van [B] (als ondernemer) door belanghebbende wordt kwijtgescholden.

2.4.

In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 heeft belanghebbende de lening aan

[B] niet tot de rendementsgrondslag voor zijn inkomen uit sparen en beleggen (box 3) gerekend.

3 Geschil

In geschil is of voor het onderhavige jaar:

a. a) de vordering van belanghebbende op [B] terecht tot de rendementsgrondslag van box 3 is gerekend en zo ja, of de waarde in het economische verkeer van deze vordering terecht is vastgesteld op het bedrag van € 44.000;

b) gerekend mag worden met een forfaitair rendement van 4% over de vordering of dat sprake is van een individuele buitensporige last zoals genoemd in het arrest van de Hoge Raad van 6 april 2018 over aandelen in SNS Reaal (ECLI:NL:HR:2018:511);

c) de Inspecteur de privacy van belanghebbende heeft geschonden door (over een te lange periode) gegevens (in de vorm van bankafschriften) bij belanghebbende op te vragen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing