Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9677, 18/01084

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9677, 18/01084

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 november 2019
Datum publicatie
22 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:9677
Zaaknummer
18/01084

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Proceskostenvergoeding bezwaar.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/01084

uitspraakdatum: 12 november 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 oktober 2018, nummer AWB 18/2762, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Oost Gelre (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) ten aanzien van belanghebbende de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2017 voor het jaar 2018 vastgesteld op € 106.000.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde van de onroerende zaak verminderd tot € 89.000. De heffingsambtenaar heeft daarbij aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 406,30.

1.3.

Belanghebbende is daartegen in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een courant (verhuurd) winkelpand. De onroerende zaak is een nieuwbouwpand met pantry en sanitair. De onroerende zaak heeft een bruto vloeroppervlakte van 96 m2.

2.2.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de WOZ waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017 voor het jaar 2018 vastgesteld op € 106.000.

2.3.

Belanghebbende heeft tegen de WOZ-beschikking bezwaar aangetekend en daarbij gebruik gemaakt van de diensten van een gemachtigde. In het kader van het bezwaar heeft een taxateur in de persoon van de heer ir. [A] de waarde van de onroerende zaak, na een inpandige opname, getaxeerd en hiervan een taxatierapport opgemaakt. De taxateur concludeert tot een waarde van € 89.000.

2.4.

De heffingsambtenaar heeft deze waarde in zijn uitspraak op bezwaar overgenomen en het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. In bezwaar heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van de proceskosten ter zake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ter zake van de kosten van het door de taxateur uitgebrachte taxatierapport. Deze taxatiekosten zijn begroot op € 314,60, zijnde 4 uren x € 65 vermeerderd met 21% omzetbelasting. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een vergoeding van € 249 toegekend ter zake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 157,30 voor het taxatierapport (2 uren x € 65 vermeerderd met 21% omzetbelasting).

3 Geschil

3.1.

In geschil is de in bezwaar toegekende vergoeding van kosten van het door de taxateur uitgebrachte taxatierapport.

3.2.

Belanghebbende stelt dat een vergoeding van € 314,60, zijnde 4 x € 65 vermeerderd met 21% omzetbelasting redelijk is. Hij doet daarbij een beroep op de uitgangspunten zoals vermeld in de “Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties”, Raad voor de rechtspraak, Stcrt. 2012, 26039 (hierna: de Richtlijn). Bij gebrek aan een gestelde norm voor wat betreft het aantal te hanteren uren ter zake van taxaties met betrekking tot courante niet-woningen, is belanghebbende de mening toegedaan dat op zijn minst kan worden aangesloten bij de in de Richtlijn genoemde urennorm voor een inpandige opname van een woning, zijnde 4 uren.

3.3.

In beroep heeft de taxateur van belanghebbende een urenspecificatie ter zake van de taxatie overgelegd die achteraf op basis van een schatting is gemaakt, zijnde (3,75 uur). De specificatie is als volgt:

“Voorbereiding (taxatieverslag, grieven, zinvol?) 0,5 uur

Inpandige opname 0,75 uur

Reistijd 0,5 uur

Bekijken referentiepanden en omgeving (parkeermogelijkheden) 1,00 uur

Bespiegelingen, berekeningen en opstellen rapport 1,00 uur”

3.4.

De heffingsambtenaar stelt dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een vergoeding voor de kosten van een door een taxateur uitgebrachte taxatierapport omdat zijns inziens de werkzaamheden van de taxateur opgaan in de werkzaamheden van de beroepsmatige verleende rechtsbijstand. Er is sprake van functievermenging, aldus de heffingsambtenaar. Wanneer de stelling inzake de ‘functievermenging’ niet juist is, stelt de heffingsambtenaar dat de vergoeding ter zake van het taxatierapport zoals door hem vastgesteld op € 157,30 redelijk is omdat de onderhavige taxatiewerkzaamheden eenvoudig van aard zijn nu het een nieuwbouw winkelpand betreft zonder bijzonderheden zoals bijvoorbeeld achterstallig onderhoud. Het aantal te besteden uren voor een inpandige opname bedraagt in het onderhavige geval naar redelijkheid niet meer dan 2 uren. Gelet hierop heeft belanghebbende geen recht op een hogere vergoeding voor de taxatiekosten dan reeds door hem is toegekend, aldus de heffingsambtenaar.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing