Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9681, 18/00463
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9681, 18/00463
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 november 2019
- Datum publicatie
- 15 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:9681
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2018:1514, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1935
- Zaaknummer
- 18/00463
Inhoudsindicatie
Inspecteur kon van horen afzien omdat hij volledig aan het bezwaar tegemoetgekomen is. Belanghebbende heeft recht op vergoeding van de wettelijke rente over het griffierecht in eerste aanleg dat door de Inspecteur niet binnen vier weken na de uitspraak van de Rechtbank is betaald. Belanghebbende heeft daar in eerste aanleg niet om verzocht en de uitspraak van de Rechtbank kan daarom in stand blijven.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 18/00463
uitspraakdatum: 12 november 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 april 2018, nummer LEE 17/2455, ECLI:NL:RBNNE:2018:1514, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratieve processen/kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft in verband met de export van een auto een teruggaafverzoek van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) als bedoeld in artikel 14a van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen ingediend. De Inspecteur heeft het teruggaafverzoek afgewezen.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de verzochte teruggaaf alsnog verleend.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de Inspecteur opgedragen aan belanghebbende belastingrente te vergoeden ten bedrage van € 15,20, bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand blijven, de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in verband met de export van een Ford Fiësta met kenteken [0-YYY-00] en chassisnummer [00000] een verzoek om teruggaaf van bpm ten bedrage van € 619 gedaan. Het verzoek heeft als dagtekening 7 september 2016 en is door de Inspecteur ontvangen op 9 september 2016. Voor het verzoek heeft belanghebbende gebruik gemaakt van het formulier ’Verzoek Teruggaaf bpm wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig’. In het verzoek is als datum van eerste registratie van de Ford Fiësta in Nederland 21 maart 2014 vermeld en als datum waarop belanghebbende de registratie van het Nederlandse kenteken heeft doen vervallen 31 augustus 2016.
Op het door belanghebbende ingediende formulier is bij onderdeel 2h als EU-lidstaat of EER-land van nieuwe registratie handmatig ’DUITSLAND’ doorgestreept, en ’Roemenië → inschrijving = DEU’ bijgeschreven. De Inspecteur heeft zijn afwijzende beslissing met dagtekening 5 oktober 2016 gebaseerd op dit verzoek. Belanghebbende heeft bij fax van 19 september 2016 bezwaar ingesteld tegen deze beslissing.
Met dagtekening 23 september 2016 heeft belanghebbende een nieuw formulier ’Verzoek Teruggaaf bpm wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig’ aan de Inspecteur gezonden ter zake van de export van voormelde Ford Fiësta. Bij onderdeel 2h is op dit formulier ’DUITSLAND’ ingevuld en is niets doorgestreept of bijgeschreven.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 juni 2017 heeft de Inspecteur de gevraagde teruggaaf van € 619 alsnog toegewezen. Belanghebbende is voorafgaande aan de uitspraak op bezwaar niet gehoord. Bij het verlenen van de teruggaaf is aan belanghebbende geen belastingrente vergoed.
De uitspraak op bezwaar bevat onder meer de volgende tekst:
„Proceskostenvergoeding
Voor zover u in uw bezwaarschrift een vergoeding vraagt van de werkelijke proceskosten ben ik van mening dat dit verzoek moet worden afgewezen. Voor een vergoeding van de werkelijke proceskosten is alleen aanleiding als de Belastingdienst zeer ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld, dan wel een besluit heeft genomen tegen beter weten in. Hiervan is geen sprake.”
De Inspecteur heeft het door belanghebbende voor de behandeling van het beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht ten bedrage van € 333 aan belanghebbende vergoed nadat vier weken na verzending van de uitspraak van de Rechtbank op 26 april 2018 waren verstreken.
3 Geschil
In geschil is of de Inspecteur de hoorplicht in bezwaar heeft geschonden en of belanghebbende recht heeft op vergoeding van rente wegens in strijd met Unierecht geheven belasting en van rente over het voor de behandeling van het beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht, welke vragen door belanghebbende bevestigend en door de Inspecteur ontkennend worden beantwoord.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Inspecteur, door niet de gevraagde vergoeding van werkelijk gemaakte kosten van bezwaar toe te kennen, niet volledig aan het bezwaar is tegemoetgekomen, en dat de zaak daarom dient te worden teruggewezen naar de Inspecteur. Voorts stelt zij dat de Inspecteur rente verschuldigd is over de in strijd met het Unierecht geheven belasting en over het voor de behandeling van het beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht.
De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd betwist.