Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:978, 1800239 tm 1800241
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:978, 1800239 tm 1800241
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 5 februari 2019
- Datum publicatie
- 15 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:978
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2018:971, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:654
- Zaaknummer
- 1800239 tm 1800241
Inhoudsindicatie
OB. Termijnoverschrijding. Is bij belanghebbende het vertrouwen gewekt dat zij haar bezwaar buiten de bezwaartermijn kon indienen?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 18/00239 tot en met 18/00241
uitspraakdatum: 5 februari 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 maart 2018, nummers AWB 17/2027 tot en met 17/2029, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft voor het vierde kwartaal van 2013 en het eerste en tweede kwartaal van 2014 omzetbelasting op aangifte voldaan.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de bezwaren ontvankelijk verklaard, belanghebbende teruggaaf verleend van de op aangifte betaalde omzetbelasting, belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 1.002 en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is werkzaam als zelfstandig haptotherapeut en lid van de Vereniging [A] (hierna: [A] ).
Met ingang van 1 januari 2013 zijn de diensten van beoefenaren van een niet in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg geregeld (para)medisch beroep (zoals haptotherapeuten) van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet op de omzetbelasting 1968 uitgezonderd.
De gemachtigde van belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte voor het eerste en het tweede kwartaal van 2013. In het bezwaarschrift is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Namens onze relatie mevrouw [X] maken wij bezwaar tegen de voldoening van omzetbelasting op de aangifte over de hierboven vermelde periode, alsmede alle daaropvolgende periodes (kwartalen).
Het bezwaar is gericht tegen de verschuldigdheid van omzetbelasting over de werkzaamheden bestaande in het verlenen van Haptotherapie, waarvoor naar onze mening op grond van Europese jurisprudentie de btw-vrijstelling geldt.
De reden voor dit bezwaar is gelegen in het feit dat de maatregel om relatie btw-plichtig te stellen mogelijk strijdig is met de Europese regelgeving en jurisprudentie. Ter zake zal een (proef)procedure worden gevoerd, waarbij relatie zich aansluit en de uitkomst daarvan ook op haar van toepassing is. Graag verzoeken wij u dan ook om teruggaaf van de over de haptotherapeutische werkzaamheden aangegeven omzetbelasting over voornoemde periode. Mocht u niet tot teruggave wensen over te gaan, dan verzoeken wij u dit bezwaar aan te houden totdat er in hoogste instantie in genoemde (proef)procedure is beslist.”
Op 3 september 2014 is een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen de Belastingdienst en de [A] . In paragraaf 4.10. is onder meer afgesproken dat de leden geen bezwaarschriften meer hoefden in te dienen voor de tijdvakken die eindigden na de datum van ondertekening.
Op 6 oktober 2016 heeft een medewerker van de Belastingdienst telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van belanghebbende.
Tot de gedingstukken behoort een brief van 10 oktober 2016 van de Inspecteur aan belanghebbende. Hierin schrijft de Inspecteur onder andere dat belanghebbende voor de onderhavige tijdvakken geen bezwaarschrift heeft ingediend.
Tot de gedingstukken behoort een brief van 11 oktober 2016 van de Inspecteur aan belanghebbende. Hierin verzoekt de Inspecteur om gegevens over de verstreken tijdvakken. Belanghebbende heeft de bijlage (het sjabloon) ingevuld en op 24 oktober 2016 ondertekend.
De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 23 november 2016 bezwaar gemaakt voor de onderhavige tijdvakken. De Inspecteur heeft de bezwaren wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
3 Geschil
In geschil is of de bezwaren tegen de voldoeningen voor het vierde kwartaal van 2013 en het eerste en tweede kwartaal van 2014 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Niet is in geschil dat indien het antwoord ontkennend is, de op aangifte betaalde bedragen aan belanghebbende dienen te worden teruggegeven.